Door de jaren heen heb ik leren leven met het feit dat mijn vriendinnen niet altijd heel dichtbij wonen. Gek genoeg begon dat al lang voor wij ooit naar Oostenrijk verhuisde. Zo’n tien jaar geleden leerde ik een dame uit Parijs kennen – of eigenlijk een Turkse dame die al jaren in Parijs woonde. Ze was voor een onderzoeksproject enkele maanden in Leiden, waar ze onderzoek deed naar pamfletten uit de zeventiende eeuw. Oorspronkelijk was ik nogal terughoudend in het contact – maar met haar mediterrane enthousiasme en wat volharding wist ze toch tot me door te dringen.
Toen ze terug ging naar Parijs waren we pas net echt goed bevriend geraakt, maar gelukkig bestaat er zoiets als de Thalys, waarmee je binnen no time van Leiden op Gare du Nord bent (of andersom natuurlijk). Met een beetje vooraf plannen ook nog voor een budget dat je als starter op de arbeidsmarkt goed kunt betalen. En zo begon een ritme van tripjes heen en weer; de ene keer ging ik naar Parijs, de andere keer kwam zij naar Leiden. Naar een grote, beroemde stad gaan als je er iemand kent is iets heel anders dan wanneer je er op vakantie gaat. Je leert een heel andere kant van de stad kennen – niet zo gek, want voor haar was Parijs niet de stad van de liefde, de Eiffeltoren en het Louvre, maar gewoon haar woonplaats. En als je in die stad woont, denk je nou eenmaal niet iedere morgen ‘jeej, de Seine!’ of ‘prachtig toch, die Eiffeltoren.’ Natuurlijk bezochten we de Sacre Coeur, de Champs Elysees en de Notre Dame, maar evenzo spendeerden we uren binnen in haar huis en keken we samen in een avond de hele serie Pride & Prejudice.
Toen we naar Oostenrijk verhuisden, werd het minder makkelijk om in Parijs te komen; er was geen Thalys meer, het werd het vliegtuig (alleen naar Parijs rijden leek me nooit zo’n geweldig idee gezien het verkeer in de Franse hoofdstad). Met overstap natuurlijk – want welke Parijzenaar wil er naar Innsbruck? Haar eerste poging om naar Innsbruck te komen strandde dankzij een staking bij Air France / KLM. De tweede poging toonde aan dat de sfeer in het kleine stadje in de Alpen niet helemaal bij haar paste. Zij verhuisde naar Marlow – een klein stadje vlakbij Londen – en wij naar Erlangen. Af en toe waren er berichtjes, maar het contact was even wat minder. Eind 2013 zagen we elkaar eindelijk weer een paar uurtjes in Leiden, op Oudjaarsdag. Het voelde vertrouwd – alsof er niet bijna anderhalf jaar voorbij was gegaan sinds ons laatste weekend samen.
Afgelopen jaar verhuisden we weer allebei en weer was er weinig contact. Maar eind 2014 spraken we af of elkaar snel te zien. En om, voor old times sake, niet in Rotterdam of London af te spreken maar in Parijs. We liepen zoals altijd door de straten van de stad, dronken koffie, aten croissants, gingen niet naar het Louvre en wel naar de Tuilerieen, dronken champagne maar bovenal: kletsen alsof er geen jaar voorbij was gegaan. Geen stiltes, geen gevoel van ‘ik moet je bijpraten.’ Misschien is het de magie van Parijs, maar ik geloof liever dat het de kracht van onze vriendschap is. Het afscheid heeft altijd iets treurigs – je weet niet wanneer je elkaar weer gaat zien. Maar no matter what ‘we will always have Paris.’
0 reacties