Ik begon met hardlopen toen we in Innsbruck woonden. Ik had er al wel vaker aan gedacht, maar ja – te druk, ik deed al fitness, geen goede spullen, ik kan het vast niet (en dat werd ondersteund door de gedachtes van vroeger, tijdens de gymlessen), geen zin – enfin, ik had een heel lijstje van redenen om het niet te doen. Een belangrijke was ook dat ik niemand vond die ook vanaf 0 moest beginnen en dat ik dacht ‘ik ga echt niet alleen met een rode kop buiten lopen!’ In de zomer van 2011 begon mijn zusje met Evy en ik stuurde haar de MP3-tjes. En toen dacht ik ‘dit is het moment om ook te gaan lopen Astrid.’ Die gedachte werd ook ondersteund door het feit dat ik in Innsbruck door de week soms wel erg weinig buiten kwam; buiten het rondje naar de brievenbus en de supermarkt had ik meestal niet echt een reden om op pad te gaan. Enter Evy. Ik voelde me soms behoorlijk ongemakkelijk als ik tussen de minuutjes hardlopen weer meerdere minuten de opdracht kreeg om te wandelen. Daar liep ik dan – rode kop, een joggingbroek in plaats van een strakke hardloopbroek, op goedkope schoenen in plaats van een paar aangemeten shiny shoes – tussen de afgetrainde Oostenrijkse sporters. Ik geloof niet dat ik ooit meer hardlopers zag dan op een gemiddelde dag in Innsbruck. Of het nu regende, de zon fel scheen, of het ’s ochtends vroeg was of ergens in de middag; ik liep nooit alleen. Misschien dat op er Erasmusbrug meer lopers waren per dag – maar als je dan bedenkt hoeveel meer mensen er in Rotterdam wonen dan in Innsbruck, dan liepen er meer mensen in dat Oostenrijkse bergstadje.
Ik had als eerste doel de Frauenlauf van 2012. Die liep ik uit, maar aan het einde dacht ik echt ‘dit-nooit-meer-ik-ga-zo-dood-neervallen-waar-is-die-finish-nou.’ De stress van een wedstrijd – te snel starten en jezelf volkomen opblazen. Waar mijn rondje in de trainingen al veel langer was dan 5km, ging ik finaal kapot tijdens de laatste kilometer of twee. Mijn eega zegt wel eens dat dit de enige keer was dat hij dacht ‘moet je niet stoppen?’ Ik wist toen nog altijd niet of ik het lopen wel echt leuk vond – het was meestal niet zo dat ik spontaan opsprong bij het idee ‘ik ga een rondje rennen.’ En na die 5km liet ik het ook weer even versloffen, om het toch niet heel veel later wel weer op te pakken.
Mijn rondjes in Innsbruck hadden altijd een vergelijkbare route. Dat moest ook wel, want ik wilde a) niet te veel door straten lopen, waar ik gestopt zou worden door stoplichten. En dat betekende b) dat ik bijna altijd langs de Inn liep, want dat was tenminste een vlakke route. Want tsja – ik heb dus best wel een broertje dood, nee ronduit gewoon een hekel aan bergop lopen. Laat staat aan bergop rennen. Een berg op wandelen kan ik prima – maar iets prima kunnen betekent nog niet dat je het ook leuk vindt. Sinds een tijd durf ik dan ook wel te zeggen dat ik, als het even kan, liever niet een berg op loop. Het uitzicht is vaak echt wel een beloning – maar soms denk ik dan wel ‘was dit het nou waard.’ En in Innsbruck had je dan ook nog de enorme berg afgetrainde Oostenrijkers (ja daar heb je ze weer) die zonder schijnbare moeite de bergen op liepen, renden of ze met de mountainbike bedwongen. U snapt: fietsen in de bergen vind ik dus ook niets. Ik probeerde het wel eens hoor, een stuk een berg oprennen. Meestal gaf ik het na een seconde of 30 wel op. En op een gegeven moment dacht ik ‘dat is niets voor mij’ en liep ik gewoon een van de variaties op de route langs de Inn.
Waar deze gedachtes ineens vandaan komen? Nou, afgelopen zondag deed ik in Maastricht mee aan Maastrichts Mooiste; een route van 10 Engelse Mijl in en om Maastricht. Ik liep er met loopvriend S., u weet wel die van de marathons, en in de auto er heen hadden we het over de route. En dat die vast om de St. Pieter heen zou lopen en niet er overheen. U begrijpt vast waar ik heen ga. Daar rende ik dan, in een temperatuur van zo’n 26 graden, toch de St. Pieter op. Het laatste stuk wandelde ik en dacht ik terug aan Oostenrijk. Na die berg* kwam het niet meer goed tussen de route en mij; ik wist niet dat 16km zo lang kan blijken te zijn. Uiteindelijk liep ik ondanks alles mijn snelste 10 Engelse Mijl ooit, dus mijn gevoel dat het zo lang duurde bedroog me een beetje (veel). Wat zo’n heuvel al met je kan doen…. Maastrichts Mooiste; nee zo mooi vond ik het dus niet. Zwaar wel. Dus dit is er een voor de lijst ‘been there, done that, never doing it again.’ Wel een mooie medaille trouwens. Een lekkere Limburgse vlaai na afloop. O en gezellig met loopvriend S., dat ook.
* Nou vooruit – heuvel, we hebben geen bergen in Nederland. Al voelde het wel zo!
0 reacties