
In de ochtend eerst ouderwets met pen en papier aan de slag
Dag vier begon voor mij heel vroeg. Rond zes uur Portugese tijd werd ik wakker. In Nederland is het dan zeven uur en ik denk dat mijn vermoeidheid wel voorbij is. Dus eigenlijk geen gekke tijd om wakker te zijn, bedacht ik me later. Ik probeerde nog wel te slapen, maar ik bleef maar draaien en woelen. Dus om half zeven zat ik achter mijn laptop – er moest wat uit. En wel het zogenaamde ‘point of no return’ – het moment waarop je hoofdpersoon denkt ‘ik loop nu of door naar het einde van die regenboog, of ik draai me om en vergeet dat die regenboog überhaupt bestond.’ Tegen half negen stond het in grote lijn wel op papier en rond negen uur meldde ik me voor het ontbijt.
De schrijftraining van dag vier gaat over dialogen. Ik vind het best lastig, de afwisseling tussen beschrijvingen en dialogen en het schrijven van een leuke, leesbare dialoog. Maar als lezer geniet ik van dialogen, dus ik weet ook wel dat ik er wat mee moest. De belangrijkste les van vandaag van Marelle? Laat het zien, laat je lezers het beleven – ga het niet beschrijven. Klinkt makkelijker dan het is hoor. Want haar grootste probleem met het stukje dat ik haar had opgestuurd was namelijk precies dat, dat ik te veel beschreef en te weinig gevoel liet zien. Nog zo een: je lezer mag de techniek niet zien. Je moet schrijftechniek gebruiken, maar als lezer mag je dat nooit merken. Pft. Ik had mijn kruit in de ochtend al redelijk verschoten dacht ik, dus ik zette me op de bank van het lunchterras, in de hoop dat een van de anderen zich bij mij zou voegen voor een praatje. Niet dus, want eigenlijk had iedereen een flow te pakken. Dan toch maar verder. En zo waar, dat ging toch best aardig. Nog wat nieuwe stukken erbij en nog wat herschrijven; op de helft ga ik niet komen denk ik – maar op een kwart? Ik sluit het nog niet uit.

Tevreden na het voorlezen
Na de lunch was het wel echt op. En dat kwam ook een beetje omdat ik deze middag wat zou voorlezen. En ja hoor, dat is spannend. Dus ik zocht wat stukjes bij elkaar waarvan ik dacht ‘dit moet het dan maar worden.’ Met dialogen en beschrijvingen. En niet te ver in het verhaal, omdat het ook nog te volgen moet zijn. Ik legde meteen ook mijn nieuwe namen voor. Om half vijf iedere dag zitten we bij elkaar, een soort evaluatiemoment en het moment om je werk voor te lezen. Als je dat wil tenminste, want het hoeft niet. Mijn hart zat in mijn keel en daar bleef het nog even, want twee andere schrijfsters gingen me voor. De prangende vraag was natuurlijk ‘heeft het omschrijven succes gehad, komt het binnen?’ En: passen deze namen wel bij mijn personages. Volgens de groep is de missie geslaagd – willen jullie het ook weten? Zal ik een stukje uit het boek delen? Roept u maar!
0 reacties