In een grijs verleden studeerde ik af in de Middelnederlandse taal en letterkunde. Mijn afstudeerscriptie ging over de Amadisromans. Een serie van 21 boeken over de koene ridder Amadis en zijn nazaten. Dat van die nazaten weet ik niet zeker – ik las maar 2 van de 21 boeken, maar ik kan me niet voorstellen dat Amadis na 21 delen en talloze avonturen nog in leven zou zijn.
In Middeleeuwse verhalen, vooral in die waar ridders in voorkomen, is vaak sprake van een queeste: een zoektocht. Of volgens Wikipedia: een zoektocht die het karakter heeft van een levenstaak. Veel ridders waren bijvoorbeeld op zoek naar de heilige graal – waarvan niemand eigenlijk wist hoe die er uit zou zien. En die ook steeds een andere vorm had – voor Koning Arthur was de heilige graal wat anders dan voor de ridders van Monty Python. Om maar twee voorbeelden te noemen.
Het volbrengen van de zoektocht of het bereiken van je einddoel neemt op sommige momenten je leven over. Maar dat maakt niet uit – want het einddoel is het allemaal waard. De bron van de eeuwige jeugd, het magische zwaard, of de liefde van de schoonste jonkvrouwe. Die je eerst moet bevrijden uit een magisch kasteel, bewaakt door draken, kollen en kobolten. Er zijn prachtige verhalen geschreven over queesten – van de Odysseus tot Parcifal tot The lord of the rings.
Afgelopen weekend, tijdens het fietsen in de zon door prachtige polders en langs mooie watertjes kwam het begrip bij me op. En het laat me niet los. Voor mij heeft een queeste ook iets maniakaals in zich, iets van tegen beter weten in bezig blijven met je zoektocht, want het einddoel is eigenlijk alles waard. Althans, dat geloof je oprecht. Waarom zou je er anders zo mee bezig zijn? En waarom zou je jezelf anders iedere keer opnieuw motiveren om niet van het pad af te wijken, om je paard weer te zadelen en op zoek te gaan naar de grote tovenaar, die het geheim tot alles bewaakt. Wikipedia is ook hier weer mijn vriend: Het woord [queeste] wordt ook in overdrachtelijke zin gebruikt voor een opdracht die men zichzelf heeft gesteld, maar die bijna onmogelijk is uit te voeren. Bijna, let goed op dat woord…
Het schrijven van mijn roman voelt ook als een queeste. Op de goede momenten is het een prachtige, spannende zoektocht, waarbij ik niet alleen mezelf beter leer kennen, maar ook fijne nieuwe mensen tegen mag komen. Ze vergezellen me, net als de lezers van mijn blog, geïnteresseerde familieleden, vrienden en collega’s. Op euforische momenten zit ik in een heerlijke schrijfflow, kan ik lachen om een fragment dat ik net heb beschreven of verdrietig zijn om iets wat mijn personages beleven en ik herbeleef. Tijdens de moeilijke momenten lijkt het doel, een afgerond manuscript, enorm ver weg en betwijfel ik of ik ooit mijn heilige graal zal vinden en kan genieten van dat moment. Dan vraag ik me af waarom ik zo nodig wil schrijven en of iemand het boek zal lezen.
Misschien is het antwoord wel dat ik gek ben op queesten. Of ze nu de vorm hebben van een marathon met een medaille als heilige graal, een toch weer opgepakte studie met een diploma als beloning of een schrijfproces, met als eindpunt een afgerond manuscript. En dat het soms een beetje maniakaal is, ach. We hebben allemaal wel iets van Don Quichot toch?
Hoi Doña Quichota,
Zo af en toe lees ik een stukje, en ik zeg: ga vooral door (à la Barry Stevens?). Ga die windmolens te lijf en queeste-ze!