Ik groeide op aan Het Pleintje, een doodlopende straat rondom een plein in Tongelre, Eindhoven. Mijn ouders behoorden tot de eerste bewoners van deze straat, opgeleverd aan het begin van de jaren tachtig. In onze jeugd woonden er alleen maar gezinnen met kinderen. Althans, zo herinner ik het me. Er waren in die eerst groep kinderen twee jongens ouder dan ik, een meisje van mijn leeftijd en een hele troep jongere kinderen, waaronder mijn twee zusjes.
We deelden een heleboel eerste keren met elkaar als kinderen van Het Pleintje. De eerste keer naar de lagere school en later de verschillende middelbare scholen. De eerste keer skaten en op je kont vallen, denkend dat al die bescherming toch wel handig was. De eerste keer zwemmen bij de Ijzeren Man zonder begeleiding van de volwassenen. De eerste keer op een scooter, voor sommige kwam dat moment veel later dan voor anderen. De eerste festivals, waar sommigen heen mochten vanwege een zeker ouder kind – ik noem verder geen namen… De eerste verliefdheden, ook onderling, en natuurlijk het eerste liefdesverdriet. De eerste keer stappen op Stratums Eind, waar steeds meer van de kinderen, inmiddels opgeschoten pubers, te vinden waren en elkaar tegen kwamen. Ook later nog, toen we voor een groot deel al niet meer op Het Pleintje woonden.
We ontdekten samen muziek, niet allemaal dezelfde natuurlijk. Sommigen hielden van gabber, anderen van hardrock, sommigen van pop en ook nog een paar van Nederlandstalig. En uiteindelijk hielden we misschien allemaal van alle muziek een beetje en traden we in de meest wonderlijke combinaties op tijdens de playbackshow van het jaarlijkse Pleinfeest. Waarna de barbecue nog lang aanstond en we stiekem een biertje mochten drinken. Wat sommigen dan op de eerder genoemde festivals weer niet mochten, want o ja – daar was wel een leeftijdsgrens.
In mijn herinnering stond de deur bij iedereen altijd open, de achterdeur wel te verstaan. Aanbellen deden we vooral bij het belletje trekken. Al denk ik niet dat ik daar zelf vaak aan meedeed, maar hé het gaat om het beeld hè. De poort tussen de tuin van ons en die van de buren was zeker nooit op slot. We deelden een heleboel met ze. Als mijn ouders er niet waren, pasten zij op mij en mijn zussen via het zelfgebouwde communicatiekanaal. Ik hoor de buurman nog vragen als ik de trap af wilden sluipen – die uiteraard kraakte – wie daar was en of het allemaal goed ging. Op dagen dat mijn moeder werkte, lunchten we vaak bij de buren. Vooral de tosti’s van het vuur staan in mijn geheugen gegrift. Als de buurvrouw een avonddienst had en de buurman op zakenreis was, aten ons buurmeisje en onze buurjongen bij ons. Die laatste neuriede als hij het eten lekker vond. En dat lekker, dat kon echt van alles zijn. Van zuurkool tot pannenkoeken tot Indische sateetjes.
Tegenwoordig zien we elkaar niet meer zo vaak. Een keer per jaar komen veel van de kinderen van die eerste generatie tegelijk op het Pleintje: als Sinterklaas er is en de kinderen van de kinderen op het paard mogen. En we stiekem proberen de deur open te zetten van het huis, zodat de Pieten heel veel pepernoten de gang in smijten. Maar sommigen zijn er ook dan niet, simpelweg omdat hun ouders verhuisd zijn. Dat geldt ook voor onze buren. Wanneer ze precies verhuisden weet ik niet meer, in ieder geval nadat ik zelf het huis uit ging. Op de hoogte bleven we wel – door de wandelende vaders bijvoorbeeld, feestjes over en weer, mijn zusje en de buurjongen die elkaar zo af en toe nog tijdens het uitgaan tegenkwamen en o ja, de social media. We leefden mee tijdens de eerste keer dat die altijd vrolijke, neuriënde buurjongen ziek werd. Kanker, maar gelukkig behandelbaar. Hij ging verder, nog altijd vrolijk en optimistisch. Maar helaas, na vele jaren kwam het terug en afgelopen vrijdag was er de herdenking van die veel te jong gestorven, levenslustige man. Want dat was hij inmiddels geworden, een man. Een met een heleboel mensen die hij inspireerde en tot voorbeeld was.
Vanaf het moment dat ik hoorde van zijn overlijden kwamen de herinneringen aan vroeger een voor een bovendrijven. En steeds was er een nummer dat ik bleef draaien en keihard bleef meezingen. Zag ik hem weer in de pit staan tijdens het optreden van de band, in een van die enorm wijde skatebroeken die eind jaren 90 in de mode waren. Een beeld dat overigens niet bleek te kloppen – hij stond op het podium vertelde mijn zusje. Daar waar het echte feest gevierd werd.
Bram, deze is voor jou.
To all my friends, present past and beyond
Pennywise – Bro Hymn
Especially those who weren’t with us too long
Life is the most precious thing you can lose
While you were here the fun was never ending
Laugh a minute was only beginning
Dankjewel Astrid voor deze mooie herinneringen en foto’s die ik niet ken