Vrijdagochtend. Ik maak me klaar om op pad te gaan. Het is al even geleden dat ik buiten de grenzen van Wassenaar ben geweest. Vier weken om precies te zijn. Voor ik vertrek geniet ik nog even van een kopje koffie. Onderweg is niet veel te krijgen weet ik al. Moet ik mijn paspoort meenemen? Nee bedenk ik, een identiteitsbewijs is voldoende. Ik denk terug aan de laatste keer dat ik op pad ging.
Het was in januari, wat al lang geleden lijkt. In werkelijkheid is het nog geen drie maanden terug. We gingen naar Parijs, voor een concert van Paolo Conte. En om samen te genieten van de stad van de liefde. Het was het laatste reisje dat we voorlopig op de planning hadden. Mijn eega zou nog naar Wenen gaan, maar dat was voor werk. En eind mei zouden we op zomervakantie gaan.
Veel plannen hadden we gemaakt. Van een reis door de VS tot een vakantie in Argentinië en Brazilië. Via een wijnreis naar exotische Europese gebieden als Hongarije gingen we ineens een mooie treinreis maken. Het schema voerde ons via Polen en Wit-Rusland naar Moskou en Sint-Petersburg. Het idee was ook nog om te vliegen naar Istanbul en vanaf daar met de trein terug naar huis.
Mooie plannen. Ze moesten de ijskast in. Ik pak mijn telefoon en zoek de sleutels van mijn fiets. Ik besluit geen muziek op te zetten – het is nog vroeg, de zon schijnt en de vogels fluiten alsof er niets aan de hand is. Voor ik vertrek controleer ik ook nog even de bandenspanning. Je wil niet ergens tussen de weilanden met een lekke band komen te staan.
Ik ga op pad. Niet naar een ver oord, maar naar buurgemeente Voorschoten. Waar ik bij schrijfmaatje Jet haar exemplaar van Verdwaald in Tirol door de bus doe. Zonder aan te bellen – het is immers nog vroeg. En zit ze wel op een praatje te wachten – ook als het op afstand is?
Op naar de tweede stop, ook in Voorschoten. Ik fiets door de stille winkelstraat, waar ik geniet van de geuren bij de bakker. Ook bij Chrysi bel ik niet aan, maar laat ik wel een boek achter. Later hoor ik dat ze best in was geweest voor een praatje in de voortuin, op afstand. Volgende keer, als ik weer op pad ga.
Met een uurtje ben ik terug van mijn tochtje. Dat toch voelde als er even uit zijn. Misschien kwam het door de fijne bries. De zon op mijn gezicht. De vogeltjes die zo fijn zongen.
0 reacties