5 juli 2019 – de dag van mijn eerste ontmoeting met mijn redacteur, die dan een reactie gaat geven op versie 1 van mijn manuscript. Stap 1 in mijn selfpublishing avontuur! Verwarrend genoeg heet de redacteur ook Lex – ik overweeg direct of ik mijn mannelijke hoofdpersoon niet een andere naam moet geven. Tot op heden ben ik daar overigens nog niet over uit.
Goed, de avond voor onze afspraak ben ik net zo nerveus als voor afspraken met de begeleider van mijn scriptie. Wat zal zijn oordeel zijn? Stiekem hoop ik natuurlijk op een reactie als ‘het is geweldig, ik wil het wel uitgeven.’ Maar ik bereid me voor op wat anders, want tijdens ons eerdere telefoongesprek heeft hij me al wat kritische vragen gesteld, die me het vermoeden geven dat er nog wel wat moet gebeuren.
Onze afspraak is om 15u. Die ochtend ben ik nog gewoon aan het werk bij de school in Utrecht waar ik sinds een tijd de docenten help met het ontwikkelen van examens en lesmaterialen. Op vrijdag heerst er altijd een fijne sfeer, omdat er niet al te veel mensen werken. Al een hele tijd gaat het er over dat ik wat praktische handelingen wil oefenen. Een van de docenten vindt vandaag daar een uitgelezen dag voor. En zo sta ik ineens gips te mengen en in een model te gieten. Als ik daar een foto van wil maken, valt mijn oog op een mail. Een mail waar ik al een tijd op wacht, namelijk van een van de uitgevers. Ik twijfel of dit het moment is om die te lezen – want de gips hardt uit en is dan niet meer bruikbaar. Toch scan ik de mail ‘manuscript heeft ons niet voldoende enthousiast gemaakt.’ Oef. Afwijzing. Maar ik wilde toch al zelf uitgeven. En mijn gips wacht. Ik ga snel verder. In de pauze bel ik nog wel mijn eega om het nieuws te delen. Hij vindt dat ik verrassend nuchter klinkt. Misschien toch ook vanwege mijn eerdere besluit om zelf uit te geven.
Veel te vroeg ben ik die middag in de binnenstad van Utrecht. Gelukkig is het mooi weer en kan ik op een bankje nog even nadenken over wat er die ochtend is gebeurd en wat er nu gaat gebeuren. Ik merk dat ik steeds zenuwachtiger word. Om vijf voor drie sta ik op en exact om drie uur bel ik aan. Een vriendelijke stem dirigeert me via de intercom de trap op naar boven, waar ik terecht kom in een lichte woon/-werkkamer. Met een glas water (het is warm!) in de hand en zittend in een stoel tegenover Lex, wacht ik op wat gaat komen.
Hij steekt van wal. En ik luister. Zuig in me op wat hij zegt. Denk regelmatig ‘is dat zo?’, om na zijn uitleg te denken ‘o ja, je hebt gelijk.’ Zijn opmerkingen gaan onder andere over de hoeveelheid personages, de grote hoeveelheid thema’s die allemaal belangrijk lijken, de onwaarschijnlijkheid van bepaalde zaken. Als ik vertel dat sommige daarvan echt zo zijn, kijkt hij me verbaasd aan en zegt dat ik het dan anders moet beschrijven. Ik bedenk me dat ik weliswaar bepaalde feiten heb toegevoegd en zaken heb veranderd, maar dat het nog niet is gelukt om een echt personage te scheppen. Ik wilde een roman schrijven, maar ik heb de feiten nog niet genoeg geromantiseerd. Lex beaamt mijn conclusie. We praten verder en dan zegt hij (nogmaals – aan de telefoon stelde hij dit ook al ter discussie) dat het misschien een idee is om in de derde persoon te schrijven. Dat schept meer afstand tussen Steffi en mijzelf. De afspraak aan het einde van ons gesprek is dat ik een nieuwe openingsscene ga schrijven en die aan hem voorleg.
Een dag later volgt dan de twijfel. Want wie ben ik eigenlijk dat ik denk dat ik dit kan, een boek schrijven? En wil ik eigenlijk nog wel zo veel tijd doorbrengen met Steffi en Lex? Maar zoals het nu is kan ik het niet uitgeven, of zal ik gewoon een oplage doen van 100 stuks, voor vrienden en bekenden. Gelukkig is daar mijn eega, die met een paar rake vragen mijn twijfels weet te verminderen. Blijft alleen het punt van de tijd nog over – want herschrijven, ja dat kost eigenlijk net zo veel tijd als ‘gewoon’ schrijven. Een simpele rekensom leert me dat uitgeven in 2019 er dan niet meer inzit. Ach – 2020 is ook een veel mooier jaartal toch?
En nu, nu is het dus terug naar de tekentafel. Op naar manuscript 2.0. Ga ik verder in de ik-vorm, wordt het toch de derde persoon? Blijft het einde overeind, of pas ik het aan? Sneuvelen er personages? Mijn eerst volgende stap is een nieuwe openingsscene – daarna kijkt mijn redacteur weer naar de opzet. En nee, die heb ik nog niet geschreven. Mijn hoofd is even te vol. Maar komt tijd, komt een leeg hoofd en komt daarmee inspiratie.
spannend! Dat wordt wachten op een vervolg blog. Gelukkig komen er wat extra trein reizen aan misschien kun je daarmee je hoofd leegmaken.
Gha, ik wil de 100-oplage niet, blijkbaar kan het beter! 😛 Gewoon doorgaan!
En bovendien, het lijkt me dat je al veel leert van het proces.
Goh heb jok geluk dat je in het digitale tijdperk leeft. Kun je nog van alles aanpassen. Stel je voor je had het met veer en inkt moet schrijven en dan weer aanpassen. Jij hebt echt geluk dat jij je boek dan al in 2020 kunt uitgeven. Heb ke nog tijd over.
Ik ga dit dus zeker volgen!
Leuk!