
De dagen daarna gaan in een waas aan Elisabeth voorbij. Zwanger – ze kan er zich niets bij voorstellen. Ze wil niets liever dan met Gérard praten, vragen wat ze moeten doen. De enige mogelijkheid die Elisabeth ziet is alsnog trouwen, maar hoe dan? Hij zit op een schip naar Australië, ze kan hem op geen enkele manier bereiken. Laat staan dat hij ‘ja’ kan zeggen… En wat zal tante Sophia hiervan vinden? Zonder haar toestemming en die van oom Leenderd kan ze niet eens trouwen. Zou dit echt een beproeving zijn van God? Om haar overtuiging om zich tot te de katholieke kerk te bekeren te testen? Elisabeth blijft nadenken, maar naarmate de dagen verstrijken en ze nog een paar keer misselijk wakker is geworden, weet ze steeds minder wat ze moet doen.
Isabeau denkt dat Elisabeth verdrietig is omdat ze Gérard mist en probeert haar te troosten. Hoe langer dit duurt, hoe moeilijker Elisabeth het vindt om niets te zeggen. Ze vertrouwt Isabeau, zou zij haar geen goede raad kunnen geven? Maar Dorothees waarschuwende blikken zorgen ervoor dat ze toch haar mond houdt, hoe moeilijk Elisabeth dit ook vindt.
De enige momenten dat ze even niet aan haar penibele situatie denkt, is als ze helpt met het verwerken van de druiven. Elisabeth leert hoe ze de druiven selecteert en hoe het gistproces werkt. Ze vraagt honderduit over hoe de wijn in de vaten rijpt, hoe de controle werkt en wanneer de wijn de flessen in gaat. Ze schrijft een lange brief aan Gérard, waarin ze beschrijft wat ze allemaal geleerd heeft.
‘Ik snap nu beter waarom je moest gaan liefste. Het plukken is één ding, maar nu ik zie hoe van de druiven wijn wordt gemaakt begrijp ik beter waarom je deze plek niet wil opgeven. Volgende week ga ik naar de Jumelets. Dan begint voor mij weer een andere tijd. Hopelijk mis ik je minder als ik wordt afgeleid door de kinderen.’
Over hun eigen kindje schrijft Elisabeth niet. Dorothee heeft haar gezegd dit niet te doen, omdat Gérard toch niets kan doen.
‘Voor je het weet pakt hij direct de volgende boot terug. Daar heeft niemand iets aan, dat kost alleen maar geld. En jullie probleem is dan nog altijd niet opgelost. Geef me nog even om daar over na te denken.’
Hoewel Elisabeth niets liever wil dan Gérards advies, realiseert ze zich ook dat hij vanuit Australië niets kan doen. En: dat hij daar ook pas over vijf weken aankomt.
Net op het moment dat Elisabeth niet meer weet hoe ze haar geheim nog voor Isabeau verborgen kan houden, vraagt Dorothee haar die avond na het eten om met haar een wandeling te maken in de wijngaard. Zwijgend lopen ze een paar minuten samen door de wijngaard.
‘Ik ben gisteren bij mijn oudste zus geweest, in een klooster in de buurt van Bordeaux,’ verbreekt Dorothee de stilte. ‘Zij is daar moeder-overste. Ze heeft in haar rol veel contact met andere kloosters. Een klooster in Vauhallan, dichtbij Parijs, is bereid om je op te nemen tot je gaat bevallen. Dat doen ze daar wel vaker bij ongetrouwde vrouwen.’
‘Maar dat kan niet, ik ga volgende week bij de familie Jumelet beginnen!’
‘Denk je nou echt dat die je in de buurt van hun kinderen willen als ze erachter komen dat je ongetrouwd zwanger bent? Zo naïef kan zelfs jij niet zijn. Denk je dat ze hun goede naam voor jou te grabbel willen gooien?’ Dorothee kijkt haar aan met een verbaasde blik in haar ogen.
Daar had Elisabeth nog niet bij stil gestaan. Hoe lang zou het nog duren voor mensen aan haar kunnen zien dat ze zwanger is? Tot die tijd kan ze toch wel bij de familie gaan werken?
‘Tijdens je verblijf in het klooster kun je boete doen en alles leren over ons geloof. Dan is het ook nog ergens goed voor, je verblijf daar.’
‘En de baby dan, als die eenmaal geboren is?’
‘Die gaat naar een goed katholiek gezin natuurlijk.’
‘Adoptie?’ Elisabeth voelt voor het eerst aan haar buik, aan het ongeboren kindje dat daarin groeit.
‘Ja wat anders? Je kunt het moeilijk houden en zelf opvoeden. Dit is een test van God, dat zegt mijn zus ook. Als je dit allemaal goed doorstaat, is er nog vergeving mogelijk.’
‘Maar wat zeg ik dan tegen de Jumelets? Dat ik ineens het klooster inga?’
‘Dat regel ik wel. Natuurlijk zeggen we niets over het klooster, dan gaan mensen alleen maar vragen stellen. We zeggen gewoon dat je ineens naar Nederland moest, een noodgeval in de familie.’
‘Maar Isabeau! Ik kan niet tegen haar liegen!’
Dorothee schudt haar wild door elkaar.
‘Je zult wel moeten. Je kunt haar hier niet in meeslepen. Je gaat gewoon volgende week weg, alsof je naar de familie Jumelet zou gaan. Dan vertel ik later wel dat je daar een bericht hebt gekregen en niet meer terug kon komen. ’
Elisabeth weet niet wat ze moet zeggen.
‘God geeft je nooit meer dan je kunt dragen Elisabeth. Als je dit doorstaat, als je je bekeert, dan weet mijn zuster zeker dat er nog een mooie toekomst is voor Gérard en jou.’
‘Mag ik er even over nadenken? Ik, ik weet het niet zo goed.’
Dorothee stemt zwijgend toe.
‘Maar wacht niet te lang. Voor iemand iets gaat vermoeden. Of jij je mond voorbij praat.’
Die nacht ligt Elisabeth lang wakker, denkend aan alles wat Dorothee heeft gezegd. Zou het echt waar zijn, zou God haar op deze manier testen? En als dat zo is, wat zegt het dan eigenlijk over God? Ze denkt aan alle keren dat ze met Gérard heeft gesproken over het geloof, over katholiek worden. Voor hem hoefde het niet. Tegelijkertijd vond hij het wel belangrijk hoe ze overkwamen tijdens de diensten in de kerk. Hoe vaak had hij gezegd dat de wijngaard zonder de banden met de kerk veel klanten kwijt zou zijn?
Ze blijft woelen. Met wie kan ze het hier over hebben, zonder meer problemen te veroorzaken of het risico te lopen dat haar geheim uitkomt? Elisabeth weet het niet. Ze besluit in ieder geval met Dorothee naar het klooster te gaan om met de moeder-overste te praten. Misschien helpt dat om de juiste keuze te maken.
Twee dagen later gaan Elisabeth en Dorothee samen naar het klooster. De zuster van Dorothee begroet hen met een omhelzing. Elisabeth kijkt haar met enige verbazing aan, dit had ze niet verwacht na alle strenge woorden van Dorothee.
‘Welkom kind. Ik ben zuster Agnetha. Kom maar mee naar mijn kamer, dan kunnen we rustig praten, zonder nieuwsgierige blikken.’
Ze lopen door de lange gangen van het klooster, waar vooral de serene stilte Elisabeth opvalt. Alle nonnen die ze zien, knikken hen vriendelijk toe maar zeggen verder niets. Voor het eerst in dagen voelt Elisabeth zich rustig en begint ze te geloven dat het allemaal goed zal komen. Met een rustig gevoel gaat ze zitten in de werkkamer van zuster Agnetha.
‘Dorothee heeft me verteld over je probleem. Als ik naar je kijk en zoals ik je hier door de gang zag lopen, denk ik dat we je kunnen begeleiden om je leven weer op het juiste pad te krijgen. Met onze hulp kun je jouw weg naar God zeker vinden. Heeft Dorothee je verteld hoe wij je daarbij kunnen helpen?’ Agnetha kijkt haar met een vriendelijke blik aan.
Elisabeth knikt, voorzichtig.
‘Dat kan niet hier. De kans dat een bekende van de familie je hier ziet, als je in de tuinen wandelt of naar de mis gaat, is veel te groot.’
‘Dan is de schande niet te overzien, dan kun je net zo goed meteen vertellen dat je zwanger bent. En ons allemaal ruïneren’ onderbreekt Dorothee haar zuster abrupt.
‘Misschien moet jij anders even naar de kerk gaan Dorothee. Dan kunnen Elisabeth en ik samen even praten.’
‘Maar…’
‘Dat lijkt me beter voor iedereen. Rustiger.’
Dorothee schuift haar stoel bruusk naar achter en verlaat de kamer. Elisabeth voelt de tranen prikken in haar ogen. Agnetha staat op en loopt naar haar toe. Ze laat Elisabeth opstaan uit de stoel en omhelst haar. Het voelt vertrouwd, zoals wanneer Sophia haar vroeger troostte, toen ze nog jong was.
‘Huil maar meisje, het is ook nogal wat. Maar weet dat God je nooit meer geeft dan je aankunt.’ Bij het horen van die woorden, dezelfde woorden die Dorothee eerder al sprak, kan Elisabeth haar tranen niet meer inhouden.
‘Het is allemaal anders gegaan dan ik had gedacht’, snottert Elisabeth. ‘Waarom moest Gérard naar Australië? En waarom is Dorothee zo harteloos? En Sophia…’ Ze gooit het er allemaal uit, in de bescherming van Agnetha’s omhelzing.
Hoe lang ze zo hebben gestaan weet Elisabeth niet. Agnetha sust af en toe wat, maar laat Elisabeth vooral huilen en praten. Na een tijdje voelt Elisabeth hoe ze rustiger wordt en uiteindelijk drogen haar tranen op. Agnetha laat haar los en gaat weer zitten. Elisabeth volgt haar voorbeeld.
‘Ik ken je tante niet, dus ik kan niet zeggen waarom zij geen goedkeuring wil geven voor het huwelijk. Maar Dorothee ken ik wel. Het ongeluk van Julien heeft haar een ander mens gemaakt. Ze is bang om alles te verliezen. Misschien heb je wel gehoord dat ze graag kinderen wilden?’
Elisabeth knikt.
‘Ik wil haar gedrag niet goedpraten, maar het is voor haar heel moeilijk dat jij nu zwanger bent. Juist omdat het bij haar nooit zou gebeuren.’
‘En dan ben ik ook nog protestant.’ Elisabeth haalt diep adem. Ze had naar Gérard moeten luisteren, naar zijn waarschuwing dat als ze samen zouden slapen, dat grote gevolgen zou kunnen hebben.
‘Hoeveel weet je eigenlijk over hoe wij als benedictinessen leven in het klooster?’
‘Niet zo veel.’
‘Kom, dan zal ik je rondleiden en wat meer vertellen. Maar niet in de gangen. We praten tijdens de dag niet veel. Dat noem je de eed van stilte.’
‘Zeggen jullie dan de hele dag niets?’ Elisabeth moet er even aan wennen, aan het idee van stilte.
‘Weinig. Wel als het nodig is hoor. Bijvoorbeeld tijdens het werken in de tuin of in de keuken. Soms moet je dan wel wat zeggen. En onze novices, de meisjes die net intreden, mogen wat meer praten. Kom, dan gaan we. Het klooster in Vauhallan ziet er natuurlijk anders uit, maar de gemeenschap is wel hetzelfde.’
Tijdens de rondleiding vertelt zuster Agnetha aan Elisabeth over de leefregels van de Benedictijnse orde. Als er geen andere nonnen in de buurt zijn tenminste. Ze vertelt over hoe ze zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn. Over de dagelijkse routines in het klooster en hoe iedere non zoveel mogelijk werk doet dat bij haar past. Over zelfreflectie en gebed. Hoe meer Elisabeth hoort, hoe zekerder ze wordt. Dit is de enige oplossing voor haar probleem. Maar hoe moet ze afscheid nemen van Isabeau? Als ze niet eerlijk vertelt wat er aan de hand is, zal God haar dan ooit kunnen vergeven?
Als ze voor de deuren van de kerk staan, waar Agnetha verwacht dat ze Dorothee zullen vinden, besluit Elisabeth toch te vragen waar ze nu al dagen aan blijft denken.
‘Denkt u dat ik het ooit goed kan maken? Alles, bedoel ik?’
‘Wat bedoel je met alles meisje?’
‘Dat ik nooit de waarheid zal kunnen vertellen aan Gérard bedoel ik. Dat ik nu tegen Isabeau moet liegen. Dat de Jumelets op zoek moeten naar een andere gouvernante.’ Elisabeth slikt even. ‘Dat mijn kindje nooit zal weten dat ik zijn of haar moeder ben.’
‘Gods wegen zijn soms ondoorgrondelijk. Als je jouw kindje afstaat aan een goed katholiek gezin, dan zorg je daar in ieder geval voor veel geluk. Dat biedt je misschien troost, een houvast om alles vol te houden. Te weten dat je daaraan bijdraagt. Gérard en jij zijn nog zo jong, jullie tijd komt vast nog wel.’
Ze gaan de kerk binnen, waar ze Dorothee in de kapel vinden. In stilte lopen ze de kerk en het klooster uit. Eenmaal buiten kijkt Elisabeth nog even om.
‘Over twee dagen ga ik naar Vauhallan. Als je wil, kun je dan met me mee. Dan hoef je niet alleen te reizen. Maar als het te snel is…’
‘Dat is het niet.’ Elisabeth voelt dat dit de enige oplossing is, de enige kans op een leven met Gérard. ‘Ik ga met u mee.’
Agnetha knikt en in Dorothees ogen ziet Elisabeth de opluchting.
Op de weg terug naar de wijngaard zwijgen ze allebei. Als ze uitstappen, zegt Dorothee ‘laat mij het woord maar doen. Jij hoeft niets te zeggen tegen Isabeau.’
‘Gelukkig’, denkt Elisabeth bij zichzelf. Zo zeker als ze zich voelde bij het afscheid van Agnetha, zoveel twijfels heeft ze nu.
Isabeau komt ze al tegemoet.
‘Wat bleven jullie lang weg. Ik was al bezorgd!’
‘We zijn nog even langs de familie Jumelet geweest. Die vroegen of Elisabeth eerder kan beginnen, over twee dagen. Dat gaat ze doen. Toch, Elisabeth?’
Ook al weet ze niet waarom Dorothee dit zegt, Elisabeth knikt.
‘Och lieve kind, wat zal ik je gaan missen! Maar misschien is het wel goed voor je, dat je aan het werk kunt. Dat leidt vast af van alle gedachten aan Gérard. Kom, het eten is klaar.’
Als Isabeau na het eten naar bed gaat, vraagt Elisabeth waarom Dorothee dat zei, van de Jumelets.
‘Dan zeg ik later tegen Isabeau dat je daar bericht van je tante hebt gekregen dat je naar huis moet komen. Dan kun je makkelijker afscheid nemen van Isabeau.’
© Astrid Habraken – alle rechten voorbehouden. Madame Bonheur – een Haagse roman verschijnt in 2023 in eerste versie in feuilletonvorm. Iedere aflevering is gecorrigeerd, schrijf- en tikfouten voorbehouden. In 2024 zal een complete, waar nodig herschreven versie verschijnen in boekvorm. Fysiek, dan wel als e-book.
0 reacties