
Parijs, februari 1960
Verwonderd kijkt Filou om zich heen in het Bois de Boulogne. Elisabeth en de kinderen zijn nergens te bekennen als ze op hun vaste afspreekplaats bij de vijver arriveert. Als ze er twintig minuten later nog niet zijn, begint Filou zich zorgen te maken. Elisabeth is eigenlijk nooit te laat. Filou vraagt wat rond bij andere gouvernantes, maar niemand heeft Elisabeth die dag nog gezien.
‘Kinderen, kom, we gaan naar de Gascognes. Misschien is er iemand ziek en kan Elisabeth niet weg.’
Niet veel later belt ze aan bij het statige huis. Het duurt lang voor de deur open gaat. Tot Filous verbazing staat ze oog in oog met Madame Gascogne, die de jongste op haar arm heeft.
‘Ah Filou, kom jij de kinderen halen?’
‘Pardon?’ De kinderen halen? Waarom zou ze dat doen.
‘O je bent nog niet thuis geweest. Ja nu Elisabeth weg is, zou het zo fijn zijn als één van de andere gouvernantes de kinderen mee naar buiten zou kunnen nemen. Binnenshuis redden we het wel, maar buiten zijn is zo belangrijk voor ze. Toen ik net Elisabeths brief bij jullie afgaf, zei madame Fanchamp dat je hier vast mee wilde helpen. Zeker omdat jij en Elisabeth zo vaak samen op de kinderen letten. Ik dacht dat je daarom hier was.’
‘Ik kwam eigenlijk vragen of er iemand ziek is, aangezien Elisabeth niet in het park was.’
‘Ach je weet nog van niets. Kom even binnen, dan vertel ik je alles. De kinderen kunnen vast samen even spelen, ze kennen de weg.’
Ongerust loopt Filou achter mevrouw Gascogne het huis in. Zouden ze Elisabeth ontslagen hebben? Nee dat kan niet. Elisabeth is eerder een gezinslid, een oudere, inwonende zus dan een gouvernante. Heel anders dan bij familie Fanchamp, waar het maar al te duidelijk is dat Filou een werknemer is. Maar wat kan het dan zijn? Zou Elisabeth in het ziekenhuis liggen?
Eenmaal in de woonkamer kan Filou haar vragen niet meer voor zich houden. ‘Waar is Elisabeth, gaat het wel goed met haar? Wat is er aan de hand?’
‘Met Elisabeth is alles goed. Maar gistermiddag kregen we een telefoontje van een nicht van Elisabeth. Haar oom in Den Haag is ernstig ziek. Haar tante heeft gevraagd of Elisabeth kan komen, om afscheid van hem te nemen. Elisabeth was niet thuis op dat moment, maar ik heb meteen gezegd dat ze naar Nederland zou gaan. Direct nog. Ze is er nu heen, met monsieur Gascogne. Ze zijn halsoverkop vertrokken. Hopelijk komen ze nog op tijd. Ik heb vanochtend een brief van Elisabeth voor jou achtergelaten bij je thuis, daarin legt ze het vast uit.’
‘Die heb ik dus nog niet gelezen…’
‘Ga dan snel naar huis, om het in haar eigen woorden te lezen. Laat de kinderen maar even hier, dan kun je even tot jezelf komen.’
‘Dat is heel lief, maar redt u het wel met dat vijftal?’
Madame Gascogne wuift het weg en met een gevoel van dankbaarheid vliegt Filou de deur uit, op weg naar het huis.
Eenmaal thuis leest Filour direct de brief van Elisabeth.
‘Lieve Filou,
Niet schrikken, maar ik ben naar Den Haag. Mijn oom is ziek en tante heeft me gevraagd of ik alsjeblieft naar huis wil komen. Ik hoop dat ik nog op tijd ben, dat hij niet overlijdt voor ik er ben en hem nog een keer heb kunnen zien. Dat ik hem kan uitleggen wat er allemaal gebeurd is. Weet je, we zijn niet goed uit elkaar gegaan. Ik leg het je uit als ik terug ben, dat beloof ik.
Gelukkig wil Monsieur Gascogne met me mee, met zijn auto zijn we er vast snel. Ik weet niet hoe lang ik weg zal zijn, wil je een beetje op Madame letten? Ze denkt vast dat ze het allemaal zelf kan, maar zonder Monsieur en zonder mij heeft ze zeker iemand nodig. Als ik meer weet, schrijf ik je direct.
Hartelijke groet,
Elisabeth’
© Astrid Habraken – alle rechten voorbehouden. Madame Bonheur – een Haagse roman verschijnt in 2023 in eerste versie in feuilletonvorm. Iedere aflevering is gecorrigeerd, schrijf- en tikfouten voorbehouden. In 2024 zal een complete, waar nodig herschreven versie verschijnen in boekvorm. Fysiek, dan wel als e-book.
0 reacties