
In de weken die volgen, vindt iedereen langzaam een ritme. Julien is overgeplaatst naar het ziekenhuis van het klooster, waar Margreet een van zijn verpleegsters is. Ze heeft definitief besloten in te treden in het klooster. Dorothee gaat regelmatig naar Bordeaux om hem te bezoeken. Iedere keer dat ze weggaat, vertrekt ze met een waarschuwing aan Gérard, Elisabeth en de plukkers.
‘Er mag geen druif verloren gaan. De toekomst van de wijngaard staat op het spel, realiseren jullie dat wel?’
Elisabeth wil bijna zeggen dat ze de kans niet krijgen om zich dit niet te realiseren, daarvoor noemt Dorothee het te vaak. Zelf is ze graag in de velden en maakt ze geen haast om kennis te gaan maken met haar achternicht. Of om de familie Jumelet zelf op te zoeken en afspraken te maken wanneer ze gaat beginnen. Dit in tegenstelling tot Sophia. In iedere brief vraagt ze wanneer Elisabeth dat nu eens gaat doen. Sophia steekt niet onder stoelen of banken dat Elisabeth vooral niet op de wijngaard moet blijven hangen. ‘Ga op zijn minst als gouvernante werken’ stond in haar vorige brief. Net als ‘Je kunt je nog inschrijven voor de colleges, je achternicht heeft een plaats voor je vrijgehouden.’ Over de vragen over het geloof was Sophia kort van stof geweest. ‘Laat je er niet in meeslepen. Doe wat je voor de vorm moet doen en laat het daarbij.’ Daar had Elisabeth niet zo veel aan. Na iedere mis voelt ze zich meer een buitenstaander als ze als enige niet ter communie was geweest. Ze gaat toch eens aan de pastoor vragen hoe ze zich kan bekeren tot het katholieke geloof. Of misschien weet Isabeau het wel. Gérard lijkt het maar onzin te vinden, hij is het helemaal met haar tante eens. Ook over het maken van afspraken over wanneer ze als gouvernante begint.
‘Het lijkt me een goed idee als je eens aan je eigen toekomst gaat denken. Ga in ieder geval langs bij de familie Jumelet. Maak maar afspraken met ze, over wanneer ze willen dat je begint. Als ik niet terug ga naar de universiteit, kunnen we elkaar in het weekend zien. Op de wijngaard, of ik kan naar Bordeaux komen. Even samen zijn, zonder Dorothee en mijn moeder.’
‘Maar dan is je moeder alleen met Dorothee …’
‘Dat is wel vaker zo geweest. En het is dan maar een weekend, maak je daar niet zo druk om. Voor de zaken is het ook niet verkeerd. Veel vertegenwoordigers zitten in Bordeaux. Daar kan ik dan in het weekend heen. Als ik tenminste op de wijngaard blijf komend jaar.’
Als Dorothee een paar dagen later naar Bordeaux gaat om Julien op te zoeken, gaat Elisabeth met haar mee om kennis te gaan maken met de familie Jumelet. Het bezoek aan haar achternicht komt wel een volgende keer. Gérard heeft ervoor gezorgd dat Dorothee haar meeneemt naar de stad. Het is ongemakkelijk stil tussen hen tijdens de reis. Elisabeth probeert een onderwerp te bedenken waar ze het over kunnen hebben.
‘Ga je nog iemand ontmoeten in Bordeaux?’
Dorothee haalt geïrriteerd haar schouders op.
‘Waarom zou ik? Het is geen pleziertochtje. Ik ga naar mijn man, kijken of hij al sterk genoeg is om naar huis te komen.’
‘Ik dacht misschien heb je vriendinnen in de stad, waar je koffie bij gaat drinken.’
‘Nee dus.’
En het is weer stil. Iets later probeert Elisabeth het nog een keer.
‘Mis je Julien? Ik bedoel, je kunt nu niet dagelijks alles met hem bespreken zoals normaal.’
Dorothee zwijgt.
‘Ik begreep dat jullie graag kinderen wilden?’
‘Dat gaat jou niets aan,’ bijt Dorothee haar toe. ‘Je bent net achttien, ongetrouwd. Je komt binnen walsen in ons leven en denkt dat alles om jou draait, dat iedereen jou aardig vindt. Dat is niet zo.’
Elisabeth weet niet wat ze nog kan zeggen en zwijgt. Eenmaal in Bordeaux, gaan ze ieder hun eigen weg. Voor Dorothee wegloopt, roept ze over haar schouder: ‘Om drie uur hier terug, op het plein. En kom niet te laat!’
Het duurt langer dan Elisabeth had verwacht om het adres te vinden van het gezin waar ze gaat werken. Eenmaal daar bleek mevrouw Jumelet er niet te zijn, maar de huishoudster verzekerde haar ervan dat ze zo terug zou zijn. Daarna hebben ze een fijn gesprek, waarbij mevrouw haar verzekert dat ze vooral de tijd moet nemen op de wijngaard die nodig is. Enigszins gehaast neemt Elisabeth afscheid – ze wil zeker niet te laat op het plein zijn!
Om vijf voor drie loopt ze het plein op. Dorothee is nergens te bekennen. En ook een half uur later is ze er nog niet. Elisabeth begint in paniek te raken. Zou haar schoonzus vertrokken zijn, zonder haar? Dorothee had zo benadrukt dat ze echt niet te laat moest komen. Net op het moment dat ze begint te denken hoe ze op de wijngaard kan komen, komt Dorothee er aan.
‘Ja jij zei toch dat ik ook eens koffie moest gaan drinken? Dat heb ik na het bezoek aan Julien dan ook maar gedaan. En toen ben ik nog even wat inkopen gaan doen.’
‘Maar je zei dat ik echt niet te laat mocht komen!’
Dorothee haalt haar schouders op, draait zich om en roept haar toe ‘nou kom op, ik heb niet alle tijd.’
Als Gérard ’s avonds haar verhaal hoort, moet hij er tot haar verbazing om lachen.
‘Je had toch gewoon de auto op het plein kunnen zoeken? Dan had je geweten dat ze er nog was. Eigenlijk heeft ze gewoon gedaan wat jij haar hebt geadviseerd. Wat ik wel goed vind, want als Dorothee niet aan het werk is, zit ze bij Julien. Hoogste tijd om eens even een moment voor zichzelf te hebben.’
‘Ze was meer dan een uur te laat! Dat is toch niet normaal?’
‘Het is misschien niet zo aardig. Maar ik denk niet dat ze het zo bedoeld heeft. Maar vertel eens, hoe was het bij de familie? Wat heb je afgesproken over wanneer je daar begint?’
Elisabeth voelt haar frustratie opborrelen.
‘Wil je van me af ofzo? Kun je niet wachten tot ik hier weg ben en je niet meer naar mij hoeft om te kijken?’
Verbaasd kijk Gérard haar aan.
‘Hoe kom je daar nu bij? Natuurlijk niet! Maar het was nooit ons idee om hier te blijven toch? Ik dacht dat je juist blij zou zijn als je naar Bordeaux kon. Ik ga je hier vreselijk missen. Moet ik je dat echt uitleggen?’
Hij trekt haar in een omhelzing en kust haar vol passie.
‘Ik zou ook het liefst willen dat het drie jaar verder is. dan ben je 21 en kunnen we trouwen. Maar tot die tijd…’
‘Moeten we ons inhouden’, giechelt Elisabeth, met een gevoel van opluchting.
‘En nog even over Dorothee, ze is niet de makkelijkste, dat weet ik. Maar voor haar is het nu allemaal ook niet makkelijk. Ze is Julien niet kwijt, maar hij is niet meer de sterke, vrolijke man die hij was. Misschien dat hij na verloop van tijd wel wat vrolijker zal worden, maar hij zal nooit meer lopen. Hun hele toekomst ziet er ineens heel anders uit. Maar dat wil niet zeggen dat Dorothee zich dan niet normaal kan gedragen tegen jou.’
Elisabeth slaat haar armen om hem heen en kijkt hem aandachtig aan.
‘Het is ook vreselijk wat er is gebeurd. En ik snap ook wel dat ik voor haar niet de gedroomde schoonzus ben. Ik zal proberen wat minder van haar te verwachten. En nu…’
Ze kijkt hem ondeugend aan en kust hem nog eens. Hij lijkt haar eerst na een voorzichtige kus af te willen schepen, maar dan bedenkt hij zich. Ze staan nog een hele tijd voor de deur van haar slaapkamer. Als Elisabeth die opent doet en hem vragend aankijkt, twijfelt hij even. Maar na een laatste kus en een diepe zucht gaat Gérard toch naar zijn eigen kamer.
De volgende ochtend wordt Elisabeth vroeg wakker. Ze frist zich op, in bad gaan doet ze wel na de werkdag. Voor ze de deur van de keuken opent om te gaan ontbijten, wacht ze heel even. Ze hoort haar naam en niet op een positieve manier. Waar zou dit over gaan?
‘Ze hoort hier gewoon niet, met haar tere handjes en haar stadse manieren. Laat haar snel naar dat gezin in Bordeaux gaan, de gouvernante spelen. We redden het prima zonder haar.’
‘Je begrijpt toch wel dat Gérard haar graag in de buurt heeft? En trouwens, ik ook. Ze kan veel beter koken dan jij …’
Elisabeth glimlacht. Met Isabeau klikte het meteen. ’s Avonds gaat Elisabeth vaak bij haar zitten en praat wat met haar over vroeger, over Gérard als kind.
‘Ik zeg het je nog een keer: ze hoort hier niet. Ik snap niet wat je zoon in haar ziet.’
‘Ach lieve Dorothee, natuurlijk snap jij dat niet. Je zou het liefst zien dat Gérard hier blijft, als wijnmaker, dat hij met een van je zussen trouwt. Maar dat is een droom, dat gaat niet gebeuren.’
‘Daar gaat het niet om. Ze komt uit de grote stad, uit een ander land zelfs. Denk je dat ze tevreden gaat zijn hier op de wijngaard? Als ze volwassen is, gaat ze zich hier vervelen, let maar op. Dan neemt ze Gérard mee, wat moet er dan van ons worden, van de wijngaard?’
‘Dan verkoopt Gérard de wijngaard toch gewoon, op den duur?’
‘Hoe kun je dat zeggen? En de traditie dan en zijn belofte aan Julien?’
‘Gérards toekomst lag nooit hier, dat weet jij ook Dorothee. En Julien weet dat ook. Die belofte …’
Elisabeth hoort Dorothee naar de deur stormen. Ze is te laat om weg te lopen en staart ineens in het van kwaadheid vertrokken gezicht van Dorothee.
‘Wat sta jij hier? Heb je ons af staan luisteren? Nou, dat is maar beter ook. Dan weet je precies hoe ik er over denk.’
Dorothee wacht niet op een reactie en verdwijnt. Elisabeth kijkt naar haar schoonmoeder. Die kijkt haar wat bedremmeld aan.
‘Geef haar de tijd lieve Elisabeth. In haar verdriet slaat ze om zich heen en maakt het haar niet uit wie ze kwetst. Jij bent een makkelijk slachtoffer, als nieuwkomer. Het komt wel goed, als het verdriet wat gesleten is. Of als Julien weer thuis is uit het klooster. Ze bedoelt het echt niet zo.’
Elisabeth betwijfelt dit, maar besluit haar twijfels voor zich te houden. Als ze eenmaal in Bordeaux gaat werken als gouvernante, ziet ze Dorothee veel minder vaak. Of zou ze gewoon hier blijven, op de wijngaard? Gérard heeft zelf nog niet besloten of hij dit jaar wel terug zal gaan naar de universiteit. Iedere keer als ze er naar vraagt, geeft hij een ontwijkend antwoord. Maar ze heeft mevrouw Jumelet wel beloofd om snel te laten weten wanneer ze gaat beginnen. Wil ze wel naar Bordeaux, als Gérard hier blijft? Wat als Dorothee dan op hem in blijft praten?
Als ze er Gérard naar vraagt tijdens hun korte wandeling naar de wijnvelden, blijft hij er vaag over.
‘Misschien kan ik beter een jaar hier blijven, op de wijngaard. Als is er na de oogst niet veel dat ik kan doen. Julien zou een groot deel van die tijd in Australië zijn, dus er zijn al medewerkers om zijn taken over te nemen. Die kan Dorothee ook prima aansturen. Beter dan ik zelfs. Maar voor mama is het wel fijn als ik hier ben.’
‘We kunnen er toch ook in de weekenden zijn? Dan heb jij geen colleges en ben ik ook vrij.’
‘We zien wel. Het is nog een paar weken voor de colleges weer starten. Dan moet ik echt besloten hebben. Laten we nu maar verder gaan met de oogst.’
© Astrid Habraken – alle rechten voorbehouden. Madame Bonheur – een Haagse roman verschijnt in 2023 in eerste versie in feuilletonvorm. Iedere aflevering is gecorrigeerd, schrijf- en tikfouten voorbehouden. In 2024 zal een complete, waar nodig herschreven versie verschijnen in boekvorm. Fysiek, dan wel als e-book.
0 reacties