
Tijdens de treinreis denkt Elisabeth veel aan de woorden van Sophia. Ze leest de brief van Gérard zo vaak dat ze deze uit haar hoofd kent. Maar hoe dichter ze bij Bordeaux komt, hoe meer twijfels ze heeft. Daar helpt geen brief tegen, noch de woorden van tante Sophia. Gérard wist niet wat er allemaal was gebeurd toen hij de brief schreef, hoe kon hij dan beloven altijd te blijven wachten?
‘Maar dat weet hij nu nog niet! Alles weten, daar heeft hij in ieder geval recht op.’ Als Elisabeth de verbaasde gezichten van het oudere echtpaar tegenover zich ziet, beseft ze pas dat ze dat hardop heeft gezegd. ‘Oh, pardon!’ Het echtpaar lacht haar vriendelijk toe.
Als Elisabeth op het station van Bordeaux aankomt, zoekt ze op het perron naar een gezicht dat ze herkent. Sophia heeft haar nicht Jeanne een telegram gestuurd en gevraagd of Elisabeth bij haar kan logeren. ‘Ik wil niet dat je daar alleen bent. Zeker als Gérard er niet is. Wie weet wat Dorothee dan zegt of doet.’
Per kerend telegram kwam het antwoord van Jeanne: ‘Het is de hoogste tijd dat ik Elisabeth ontmoet.’
Als de grootste drukte op het perron is opgelost, ziet Elisabeth een keurige dame staan die net als zij op zoek lijkt naar iemand. Ze besluit naar haar toe te lopen. Als Elisabeth dichterbij komt, herkent ze de trekken van haar vader en tante Sophia. ‘Pardon mevrouw, bent u Jeanne’ vraagt Elisabeth in het Frans.
De vrouw begint te lachen en zoent Elisabeth twee keer op haar wang voor ze haar omhelst. ‘Elisabeth, eindelijk! Ik dacht net al dat ik je herkende, maar je ziet er zo Frans uit, alsof je hier vandaan komt. Kom, dan gaan we snel weg, naar huis. Dan kun je me alles vertellen over waarom je zo plotseling weer in Bordeaux bent. Niet dat ik daar over klaag hoor, heerlijk juist!’
Elisabeth laat zich meevoeren door Jeanne, die in daadkracht niets onderdoet voor haar tante Sophia. Een familietrekje, zo lijkt het. ‘Een dat bij mij verdwenen is,’ denkt Elisabeth er achteraan.
Jeanne neemt haar mee naar haar appartement in het centrum van Bordeaux, waar Elisabeth zich meteen thuis voelt. Een grote boekenkast langs de hele muur domineert de woonkamer, waar verder een comfortabele bank en twee stoelen staan. Jeanne verwijst haar naar de bank en na wat gerommel in de keuken, komt ze tevoorschijn met brood, kaas, druiven en een fles rode wijn.
‘Hier ben je vast aan toe na zo’n lange reis.’
Elisabeth kijkt haar dankbaar aan en neemt meteen wat van het brood en de kaas, terwijl Jeanne de wijn inschenkt. ‘Ik voel nu pas hoeveel honger ik eigenlijk heb. Tijdens de treinreis was ik zo in gedachten verzonken, dat ik niet eens gemerkt heb dat ik honger had.’
Jeanne zit inmiddels tegenover Elisabeth in een van de stoelen. ‘Heeft je tante eigenlijk verteld dat ik bezoek heb gehad van jouw geliefde?’
Elisabeth verslikt zich in de slok wijn die ze net heeft genomen en begint onbedaarlijk te hoesten. Gérard is ook hier geweest? Hij heeft zich dus weinig aangetrokken van haar verzoek in haar afscheidsbrief om niet op zoek te gaan. Een warm gevoel verspreidt zich door haar hele lichaam.
‘Hij had de indruk dat ik je geholpen had om weg te vluchten, zoals hij het noemde. Toen ik vertelde dat ik je nog nooit had gezien was hij erg verbaasd. Of beter gezegd, ik denk dat hij me niet geloofde. Ik heb gezegd dat hij dan vooral je tante moest schrijven. Daar leek hij wat huiverig voor. Heb je enig idee waarom?’
‘Sophia heeft heel duidelijk gemaakt dat ze me eigenlijk te jong vond om naar Bordeaux te gaan. Dat wist Gérard. Hij had veel respect voor haar en wilde haar niet teleurstellen. Ik denk dat hij wel wist dat Sophia hem niet met open armen zou ontvangen. Dat is ook wat er gebeurde toen Gérard uiteindelijk wel in Den Haag verscheen. Sophia heeft me verteld dat ze Gérard verweet dat ik vertrokken was en dat niemand precies wist wat er gebeurd was. Ik heb haar kortgeleden pas alles verteld. Ze weet nu ook dat het niet zijn schuld was, maar de mijne.’
Jeanne is stil en kijkt Elisabeth aan met een blik die ze niet helemaal begrijpt. Wat zal Jeanne van haar denken als ze alles vertelt? Wat als ze haar het huis uitzet?
‘Je hoeft me niet alles te vertellen. Maar soms helpt het, als je je verhaal kwijt kunt aan iemand die buiten de gebeurtenissen staat. Denk er maar even over na, dan haal ik nog wat brood.’
Als Jeanne terugkomt, besluit Elisabeth haar in vertrouwen te nemen. Haar verhaal vertellen voelt bijna als een biecht. Jeanne stelt af en toe een vraag, maar laat Elisabeth vooral praten, zwijgen en weer doorpraten, zonder uitroepen van verbazing of afkeuring.
‘En nu zit ik hier. Maar ik weet niet of het verstandig is, of ik alles moet oprakelen. Als Gérard alles weet, wat voelt hij dan? Zou hij inmiddels niet gelukkig zijn met een ander?’
‘Na zo’n brief en de belofte van de ring? Het zou me verbazen.’
‘Ik weet het niet. De hele weg hierheen heb ik gedacht aan mijn belofte om nooit terug te komen, om Gérard het geluk te laten vinden met een ander. Hij had het regelmatig over kinderen. Die kan ik hem niet geven. En wat als God weer ingrijpt?’
Jeanne kijkt haar peinzend aan. ‘Weet je dat zeker, dat je geen kinderen meer kan krijgen? Het is niet heel gebruikelijk na een zwangerschap, ook niet na een moeilijke bevalling. Als ik je verhaal zo hoor, vond Gérard het niet echt nodig dat je katholiek werd. Is het niet aan hem om met alle informatie een keuze te maken voor een leven met of zonder jou?’
‘Dat is precies wat ik dacht vlak voor we in Bordeaux arriveerde.’ Elisabeth denkt nog even terug aan de verbaasde blikken van het oudere echtpaar tegenover haar.
‘Zal ik je dan morgen gewoon naar de wijngaard brengen?’
Elisabeth kijkt haar dankbaar aan. ‘Wil je dan ergens in de buurt wachten? Ik vind het heel fijn dat je met me meegaat, maar ik wil op dat moment vooral zelf bepalen wat ik doe. Of ik hem aanspreek als hij er is, of niet. .’
‘Dat begrijp ik helemaal. Ik wacht ergens in de buurt, zo lang als nodig.’ Jeanne staat op en legt haar hand even op Elisabeths rug. ‘Lieve kind, ik ga nu naar bed. Anders ben ik morgen niets waard. Zal ik je je kamer laten zien? Als je nog niet naar bed wil, dan kun je daarna hier gewoon weer gaan zitten natuurlijk.’
Elisabeth is nog klaarwakker, maar besluit het voorbeeld van Jeanne te volgen. Als ze eenmaal in bed ligt, voelt ze pas hoe moe ze is. Met een hart vol hoop en een hoofd vol vragen valt ze binnen een paar minuten in slaap.
De volgende ochtend krijgt Elisabeth geen hap door haar keel. Opnieuw komen de twijfels op, wat doet ze hier? Moet ze het verleden niet laten rusten?
Jeanne hoort haar twijfels aan, maar stelt voor om toch te gaan. ‘Als we er eenmaal zijn en je voelt dat nog steeds zo, dan draaien we gewoon om. Maar je bent nu zo ver gekomen. En denk aan wat je gisteren zei, over Gérard vertellen wat er allemaal gebeurd is. Dan kan hij zelf beslissen wat hij wil, maar dan weet hij tenminste wat er is gebeurd.’
Elisabeth aarzelt nog even, maar besluit dan toch te gaan.
De rit naar de wijngaard verloopt in stilte, wat Elisabeth wel zo prettig vindt. Zo kan ze nog goed nadenken over wat ze gaat zeggen als ze Gérard ziet. Bij een plek langs de weg, op ongeveer een kwartier lopen van de wijngaard, vraagt ze Jeanne te stoppen.
‘Het is nog een klein stukje lopen. Dat doe ik liever alleen. Weet je zeker dat je hier wil wachten?’
Jeanne knikt. ‘Zo lang als nodig. Ik sta hier prima en ik heb een boek meegenomen. Maar als je hier vannacht denkt te blijven, kom het dan even vertellen. Of laat iemand even teruglopen om het mij te vertellen. Geniet ervan lieve kind, ik voel dat het goedkomt.’
Elisabeth zou willen dat ze dezelfde overtuiging voelde. Met lood in haar schoenen loopt ze richting de wijngaard.
Als ze het pad naar de wijngaard inloopt, stelt Elisabeth zich even verdekt op bij een rij bomen. Ze kan nu nog terug. Dan zegt ze gewoon dat Gérard er niet was en probeert ze het morgen nog een keer. Of helemaal niet… Terwijl ze haar moed bij elkaar verzamelt, hoort ze een hond blaffen. Van achter de rij bomen kijkt ze naar het pad en ziet ze de hond op haar afkomen. Er rent een kind achteraan, een jongetje, dat de lange lijn van de hond vast heeft en hardop aan het lachen is. Als hij dichterbij komt, houdt ze haar adem in. Hij heeft de ogen van Gérard. Van de paar kinderfoto’s die ze heeft gezien is de gelijkenis treffend. Zou dit Gérards zoon zijn?
‘Etienne, kom terug. Niet zo ver van het huis.’ Elisabeths hart staat heel even stil als ze Gérard hoort roepen naar de jongen. Ze kijkt nog eens om de bomen heen. Gérard is nog een heel eind van haar verwijderd, maar er is geen twijfel over mogelijk: hij is het. Dan ziet ze een jonge vrouw aan komen rennen. Ook zij roept Etienne en als hij haar hoort, staat hij stil en draait zich om. De hond loopt nog heel even door, maar staat ook al snel stil.
‘We gaan eten Etienne, straks kun je weer naar buiten.’ Het jongetje rent nu van Elisabeth af, terug naar de jonge vrouw. Ze hoort zijn stem niet heel duidelijk, maar hij lijkt te zingen. Als hij bij de jonge vrouw is, gaat hij aan haar rokken hangen en lachend tilt ze hem op. Gérard voegt zich bij hen en neemt de jongen over van de jonge vrouw en zet hem op zijn nek. Heel even raakt hij haar rug aan en Elisabeth hoort ze nu heel duidelijk samen een liedje zingen. Een kinderliedje zo te horen.
Elisabeth slikt. Hoe oud zou de jongen zijn? Drie,vier jaar4 misschien zelfs? Zo lang heeft Gérard dan niet gewacht na zijn laatste bezoek aan haar tante in Den Haag om verder te gaan. Ze zakt omlaag, gaat zitten en steunt met haar rug tegen de boom. Waar ze eerder al twijfelde of ze Gérard wel moest opzoeken, schreeuwt alles in haar nu ‘ga terug, laat het rusten. Dit is niet het leven voor jou.’
Elisabeth schrikt op als ze een auto het pad op hoort komen. Ze staat op en draait zich naar om. Dan kijkt ze recht in de ogen van Dorothee, die de auto bestuurt en direct stopt als ze Elisabeth ziet. Ze gooit de autodeur open en rent op Elisabeth af. Elisabeths eerste instinct is om weg te rennen, maar voor ze dat kan doen staat Dorothee al voor haar.
‘Wat doe jij hier? Je zou je hier nooit meer laten zien heb je Agnetha beloofd. Eindelijk gaat het weer goed hier, moet je dat nu echt verstoren? Heeft Gérard je gezien?’ Dorothee kijkt haar woest aan, maar in haar stem denkt Elisabeth een beetje paniek te horen.
‘Ik eh… Gérard… Hij houdt nog van me. Denk ik.’
‘Omdat hij je is komen zoeken jaren geleden? Je denkt toch niet dat hij dat had gedaan als hij alles had geweten?’ Dorothee lacht, maar niet op een vrolijke manier. ‘Ben je nog altijd zo naïef?’
Elisabeth weet niet wat ze moet zeggen. Dorothee weet dat Gérard haar is komen zoeken? ‘Ik heb hem net gezien. Met een jongetje.’
‘Etienne.’ Dorothee vraagt het niet, maar stelt het als een feit.
Elisabeth knikt en probeert haar gedachten op een rij te krijgen. Hoe komt ze erachter of Etienne inderdaad de zoon van Gérard is? Dorothee maakt geen aanstalten om haar meer te vertellen.
Dorothee zucht. ‘Goed, als je jezelf verder wilt martelen dan houd ik je niet tegen. Zoals je misschien al had geraden, Etienne is Gérards zoon. Van hem en Sandrine. Toen Gérard terugkwam uit Den Haag, was hij eerst ontroostbaar. Tijdens de oogst ontmoette hij Sandrine. Ze luisterde naar hem als ze samen aan het werk waren, ging mee naar de kerk en hij zag al snel in dat hij haar ging missen als het werk voorbij was. Tja. Met wat aanmoediging van ons heeft hij gevraagd of ze niet wilde blijven. Niet veel later zijn ze getrouwd…’ Dorothee is even stil. ‘Keurig, in de kerk natuurlijk. En met Gods zegen hoefden ze niet lang te wachten. Etienne krijgt ook snel een broertje of zusje.’
Elisabeth weet niet wat ze moet zeggen. Ze tast naar de ring van Isabeau in haar zak. Zou die dan niets betekenen?
‘Ik neem aan dat je wel inziet dat je hier niets te zoeken hebt? Als jij je hier laat zien, zal dat alleen maar voor ellende tussen Gérard en Sandrine zorgen. En met de vloek die jij meedraagt… voor je het weet krijgt Sandrine een miskraam. Wil je dat op je geweten hebben?’
‘En de ring?’ Elisabeth moet er toch naar vragen.
Dorothee haalt haar schouders op. ‘Isabeau is twee keer getrouwd.’
‘En kreeg van iedere man een ring.’ Elisabeth voelt haar laatste restje geloof in een hereniging met Gérard verdwijnen. Ze had bij haar besluit moeten blijven om hier nooit meer te komen. Ook niet na de brief. ‘Je zult me hier niet meer zien Dorothee. Ik wil Gérard niet nog meer verdriet doen.’
‘Ga dan maar snel. Voor je het weet denkt Gérard dat ik pech heb met de auto en komt hij kijken wat er aan de hand is.’
Zonder nog om te kijken naar het huis of de wijngaard draait Elisabeth zich om en begint te lopen. Ze hoort nog hoe Dorothee in de auto stapt, de deur sluit en de auto start.
Langzaam loopt Elisabeth terug naar de auto, naar Jeanne. Huilen kan ze niet, dat heeft ze al te veel gedaan. Ze had beter moeten weten dan hierheen te komen. Wat Sophia en Jeanne ook denken, God heeft haar nog niet vergeven. Dit is niet haar pad, dat moet ze accepteren. Ze gaat niet meer terugkijken, alleen nog vooruit. Het wordt tijd dat ze voor zichzelf kiest en iets van haar leven gaat maken.
© Astrid Habraken – alle rechten voorbehouden. Madame Bonheur – een Haagse roman verschijnt in 2023 in eerste versie in feuilletonvorm. Iedere aflevering is gecorrigeerd, schrijf- en tikfouten voorbehouden. In 2024 zal een complete, waar nodig herschreven versie verschijnen in boekvorm. Fysiek, dan wel als e-book.
0 reacties