Aflevering 1 – 27 januari

Zondag, 5 augustus 2018, Den Haag, Hotel Les Aristocrats

‘Madame Bonheur? Madame, vous êtes là? C’est Claire.’

Claire klopt nog een keer op de kamerdeur, harder en langer dit keer. Het is ruim na elven, een uur later dan ze met de oude dame heeft afgesproken. In de ontbijtzaal hoorde ze dat madame Bonheur daar niet ontbeten had. Haar collega’s waren al net zo verbaasd als Claire zelf. In alle jaren dat mevrouw hier nu verblijft, verschijnt ze daar iedere morgen stipt om kwart voor acht. Ze heeft elke zomer haar eigen tafeltje, een vers gevouwen Le Monde ligt iedere ochtend klaar naast haar bord.

Het blijft stil. Claire zoekt haar toegangspas, die moet ergens in haar handtas zitten. Als hoofd van de receptie van Les Aristocrats kan ze alle deuren in het hotel openen. Dit lijkt haar het perfecte moment om die te gebruiken. Ze klopt nogmaals en roept hard ‘roomservice’, uit een oude gewoonte van toen ze zelf nog als kamermeisje werkte.

Claire opent de deur en stapt voorzichtig de schemerige kamer binnen. De zware gordijnen zijn half open, een voorzichtig zonnetje schijnt de hotelkamer in. Claire speurt de kamer af naar de oude dame, maar ziet haar niet direct. Ze fronst haar wenkbrauwen en loopt verder de kamer in.

‘Madame Bonheur, ik ben het, Claire. Is alles goed, ik ben bezorgd. U bent te laat voor onze afspraak. We zouden vandaag toch naar Voorlinden gaan?’

Dan ziet ze dat het bed onbeslapen is. Onder de deur van de badkamer schijnt licht. Zou mevrouw in bad zitten en de tijd vergeten zijn? Maar waarom antwoordt ze dan niet, ze ziet de oude dame nog niet met een koptelefoon op in bad zitten. Claire aarzelt. Ze kan toch niet zo maar binnen stormen, straks krijgt mevrouw nog een hartaanval. Ze klopt voorzichtig op de deur, maar opnieuw blijft het stil. Ze hoort ook geen geluid van stromend water. Heel voorzichtig doet ze de deur open, om vervolgens een luide gil te slaken. Op de grond van de badkamer ligt madame Bonheur, in haar zijden nachtjapon met bloemetjes. In haar mondhoeken is nog wat tandpasta te zien.

Claire zakt door haar knieën. Mevrouw ligt er roerloos bij en aan haar blauwe lippen te zien, is ze al enige tijd geleden overleden.

‘Hallo, is daar iemand? De deur staat open, is alles goed?’ Claire hoort de diepe stem van haar leidinggevende Dolf vanuit de gang komen. Claire staat op en loopt de kamer in. Dolf kijkt haar verbaasd aan.

‘Claire wat doe jij nou hier? Het is toch je vrije dag?’

‘Ik had afgesproken met madame Bonheur, maar ehm nou ze kwam maar niet en …’

‘En dus maakte je je ongerust. Ja ja, ik hoorde al dat ze niet bij het ontbijt was. Wat is er in hemelsnaam aan de hand? Waarom ben je zo bleek en stamel je zo?’

Claire wijst naar de badkamer en stoot iets uit dat klinkt als ‘madame, ze ligt daar. Ze is overleden.’

Nog voor hij goed en wel in de badkamer staat, is Dolf al aan het bellen.

‘Ja goedemorgen, met Dolf Alkemade, de manager van Hotel Les Aristocrats. Ik bel om het overlijden van een gast te melden.’

Claire kan niet verstaan wat er aan de andere kant wordt gezegd. ‘Een gast,’ denkt ze, ‘madame Bonheur is toch veel meer dan dat? Dolf kent haar zelfs veel langer dan ik.’

‘Nee geen verdachte omstandigheden,’ gaat Dolf verder. ‘Een oudere dame, in de tachtig. Vermoedelijk gisteravond overleden. Een medewerkster heeft haar gevonden, die zou haar rondleiden in Den Haag.’

Claire fronst haar wenkbrauwen. Madame Bonheur kent Den Haag op haar duimpje, ze komt hier al, ja hoe lang komt ze hier eigenlijk al? Tientallen jaren, misschien wel langer. Haar rondleiden door de hofstad is echt niet meer nodig. Sterker nog, mevrouw heeft haar regelmatig gewezen op bijzondere gebouwen en verteld over oude winkels en bedrijven tijdens de wandelingen die ze samen door de stad maakten.

Dolf sluit het telefoongesprek af en zucht diep.

‘Dat kon er ook nog wel bij. Een vol hotel, drie medewerkers ziek, een vol hotel en dan dit.’

‘Tja, een overlijden komt nooit echt goed uit hè’ bijt Claire haar leidinggevende toe. In shock of niet, Dolf is nu wel erg onaardig. Zo kent Claire hem niet. Dolf schrikt.

‘Nee, natuurlijk niet. Ik bedoel het natuurlijk niet zo. Die arme madame Bonheur. We moeten maar snel haar familie in Parijs informeren, mits de politie toestemming geeft. Of misschien doet de Franse ambassade dat wel, dat weet ik eigenlijk niet. Al is dat wel erg onpersoonlijk… Zullen we beneden wachten tot de politie er is?’

‘Ik wil haar hier eigenlijk niet alleen laten. Zouden we haar op bed mogen leggen? Die koude badkamervloer…’

Dolf schudt zijn hoofd en ineens bedenkt Claire ook dat het niet mag. Je weet nooit of je het werk van de politie moeilijker maakt door iets te veranderen.

De agenten zijn er binnen een half uur. Een kwartier later is ook de lijkschouwer gearriveerd. Hij constateert dat mevrouw waarschijnlijk aan een hartaanval overleden is en dat er geen sporen zijn van een onnatuurlijke dood.

‘Een lijkschouwing zal dat verder uitwijzen. Als de familie toestemming geeft om dat uit te voeren.’

Een van de agenten schraapt zijn keel en vraagt of er meer bekend is over de familie van mevrouw.

‘Ze woont in Parijs en heeft een zoon en een dochter,’ antwoordt Claire. Ze vertelt de agent wat ze weet over de familie, op basis van de verhalen van madame Bonheur. ‘Contactgegevens van haar familie hebben wij niet, daar vragen we bij het inchecken nooit naar.’

De agent kijkt haar onderzoekend aan.

‘Mag ik vragen wat uw relatie met de overledene is? Uit uw verhaal maak ik op dat u haar goed kent.’

‘Ja madame Bonheur komt hier echt al heel lang, ik denk al sinds de jaren zestig. In de vijftien jaar dat ik hier werk, is ze iedere zomer geweest. Ze boekt altijd dezelfde kamer, in exact dezelfde periode. Ze is altijd alleen, dus ze maakt graag een praatje. Vooral met de medewerkers die Frans met haar kunnen spreken.’

‘En daar bent u er een van?’

Claire knikt. Hoewel madame Bonheur ook goed Nederlands sprak, vond ze het belangrijk om met Claire Frans te spreken. ‘Ja ze genoot ervan om me nieuwe woorden te leren en zoals ze dat zei mijn kennis op peil te houden. Ze was goed bevriend met mijn moeder.’

De agent noteert alles. Hij kijkt speurend de kamer rond.

‘Misschien een mobiel?’

Claire schudt van nee.

‘Die had ze niet. Ze vond het niet nodig altijd bereikbaar te zijn. Volgens mij belde ze zelf ook nooit. Maar dat zou u bij de receptie kunnen navragen. Alle inkomende en uitgaande telefoontjes worden daar geregistreerd.’

‘Goed. We gaan het navragen en contact leggen met de familie. Houdt u zich beschikbaar voor vragen. De kamer sluiten we voor nu af, voor als er nog sporenonderzoek nodig is. Het lichaam wordt zo snel mogelijk overgebracht naar het mortuarium.’

De agenten maken zich op om te vertrekken.

‘Ach nog één ding. Heeft uw moeder misschien contactgegevens van de familie? U zei dat ze mevrouw goed kende?’

Claire schudt verdrietig haar hoofd.

‘Ik kan het haar niet meer vragen, ze is drie jaar geleden overleden. Maar misschien kan ik wat vinden in haar administratie. Zal ik…’

De agent wacht haar antwoord niet af. ‘Dat zal niet nodig zijn.’

Als de agent vertrokken is, wil Claire maar een ding: naar huis, in de hoop dat haar vader thuis aan het werk is. Ze wil nu niet alleen zijn. Het verlies van weer iemand die haar moeder nog goed gekend heeft komt plotseling bij haar binnen. Haar auto laat ze op de parkeerplaats achter, ze is sneller als ze lopend naar huis gaat. Als ze voor de deur van het huis aan de Heemskerckstraat staat, gaat ze niet naar haar eigen benedenwoning, maar direct naar het bovenhuis, waar haar vader nu alleen woont. Het is stil in huis, tegen beter weten in roept ze haar vader. Geen reactie. De schrik slaat haar even om het hart. Dan bedenkt ze dat haar vader op dinsdagmiddag altijd spreekuur heeft op de universiteit.

Op de drempel van haar moeders werkkamer aarzelt ze even. Kan ze wel zomaar tussen haar spullen gaan rommelen? Waar moet ze beginnen met zoeken naar informatie over madame Bonheur? Haar moeder schreef historische romans en maakte van bijna iedere ontmoeting aantekeningen. Volgens haar kon alles het begin zijn van een nieuw boek. Claire denkt terug aan de eerste keer dat ze haar moeder vertelde over madame Bonheur. Het was haar eerste zomer in Les Aristocrats als receptioniste, ze was net zeventien en zou na de zomer beginnen aan de Hogere Hotelschool.

‘Zo’n vriendelijke dame, mama. En die achternaam… iets in haar straalt een gevoel van geluk en levenslust uit. Maar vanochtend zag ik haar zitten aan haar vaste tafeltje in de ontbijtzaal en keek ze zo intens verdrietig. Toen ze mij zag, verscheen direct weer die mooie, serene glimlach. Het is alsof ze twee gezichten heeft.’

Haar moeder doopte haar om tot de gelukzalige dame, ‘dat zou toch een prachtige titel voor een boek zijn Claire, zeg nou zelf!’ Ze wilde koste wat kost mevrouw ontmoeten. Maar Claire weigerde een afspraak voor haar te maken met madame Bonheur.

‘Dat kan toch helemaal niet mama, ik als receptioniste die zo’n chique dame vraagt om bij haar thuis te komen? En waarom? Omdat mijn moeder zo nieuwsgierig is en haar herinneringen voor een verhaal wil gebruiken? Trouwens, ik weet ook niet of dat eigenlijk wel mag volgens de regels.’

Haar moeder had gelachen en haar schouders opgehaald. ‘Ach die regels. Soms mag je wel iets brutaler zijn lieverd, anders kom je nergens. Maar laat maar, ik verzin zelf wel een list.’

Tot Claires grote schrik zag ze haar moeder de volgende dag ineens in het restaurant van Les Aristocrats zitten, zogenaamd voor een kopje thee. Ze lachte ondeugend naar Claire toen ze langsliep en haar met een moeilijk gezicht aankeek.

‘Wat is er nou, mag ik hier geen kopje thee komen drinken? Het is toch ook een restaurant? En ach, als ik dan per ongeluk de gelukzalige dame ontmoet, dan kan niemand er iets van zeggen als ik haar aanspreek.’

Het zou nog drie dagen duren voor haar moeder en madame Bonheur elkaar zouden treffen in het restaurant. Na die eerste ontmoeting, volgden er nog vele. Haar moeder zag madame Bonheur iedere zomer meerdere keren. In het restaurant van het hotel, maar ze gingen ook samen op pad. Een enkele keer ging Claire mee, als ze niet hoefde te werken. Dat kwam in de drukke zomermaanden niet vaak voor. Claire genoot van haar moeders verhalen over de periode voordat Claire geboren was. Ze vertelde dan over haar tijd als au-pair in Frankrijk, haar reizen over de wereld, de plekken waar ze inspiratie vond voor haar romans.

Resoluut pakt Claire een doos uit de kast waarop in haar moeders handschrift ‘inspiratie’ staat. Het zijn alle aantekeningen waar haar moeder ooit nog wat mee wilde doen. Wie weet vindt ze hierin meer over madame Bonheur. Als ze achter het antieke bureau gaat zitten voelt Claire de tranen opkomen. Ze knippert snel met haar ogen. Kordaat bindt ze haar lange donkere krullen samen in een slordige knot en begint door de papieren te bladeren.

‘Claire? Wat doe jij nou hier? Ik dacht heel even dat ik de geest van mama zag, je gaat steeds meer op haar lijken.’

Ze schrikt op uit de aantekeningen bij het horen van haar vaders stem. Ze staat op en omhelst hem stevig. Ze kan haar tranen nu niet meer bedwingen.

‘Meisje toch. Wat is er? Je ging vandaag toch naar Voorlinden? Met die Franse mevrouw?’

Claire begint nog harder te huilen. Hakkelend en stotend doet ze haar verhaal in de armen van haar vader.

‘Ze kwam maar niet papa. En toen schoot het al even door me heen, dat er iets aan de hand was. Ze is altijd op tijd. Ik heb geklopt en geroepen aan de deur, maar ze deed maar niet open. Toen heb ik de deur geopend en daar lag ze, in haar bloemetjesnachtjapon, dood op de vloer van de badkamer.’

Haar vader blijft haar op haar rug kloppen. Zijn ongemak is voelbaar en Claire maakt zich van hem los. Ze droogt haar tranen met de zakdoek die haar vader haar aanreikt en haalt een paar keer diep adem voor ze haar verhaal vervolgt.

‘Ik denk dat ze het zelf wist, dat het niet goed ging. Ze zei al dat ze zo blij was om nog een keer naar Voorlinden te kunnen. Dat zei ze op meerdere momenten. Ze wilde niet naar nieuwe restaurants, ik heb haar alleen maar gehoord over plekken waar ze goede herinneringen aan had. En die ring die ze me vorige week gaf. Ze zei dat het was voor alle fijne dagen in de afgelopen jaren, maar het voelde als een afscheidscadeau. Dat zei ik al tegen je! Misschien kunnen haar kinderen wel vertellen waar die vandaan komt. O jee de kinderen, wat moet ik tegen ze zeggen?’

‘Aangezien madame Bonheur al in de tachtig is, zijn haar kinderen ouder dan jij zelf. Ze zullen vast verdrietig zijn, maar je kunt ze wel vertellen dat ze hier een geweldige chaperonne had. Dat zal ze vast troost bieden.’

Claire kijkt haar vader met waterige ogen aan.

‘Dat is misschien wel waar.’

‘Maar vertel me nu eens rustig wat er gebeurd is. En waarom je hier zit, met je moeders papieren om je heen. Daar heb je de afgelopen jaren nog nooit naar omgekeken. Heb je ze wel netjes bij elkaar gehouden?’


© Astrid Habraken – alle rechten voorbehouden. Madame Bonheur – een Haagse roman verschijnt in 2023 in eerste versie in feuilletonvorm. Iedere aflevering is gecorrigeerd, schrijf- en tikfouten voorbehouden. In 2024 zal een complete, waar nodig herschreven versie verschijnen in boekvorm. Fysiek, dan wel als e-book.

0 reacties

Geef een reactie