
Een week voor hun geplande vertrek naar Bordeaux, komen Elisabeth en haar tante na een wandeling door Den Haag thuis. Daar treffen ze een somber kijkende oom aan en horen ze Gérard rommelen in zijn kamer.
Terwijl Elisabeth naar hem toe loopt, begint ze al te praten ‘wat fijn dat je er al bent, je zou toch morgen pas weer in Den Haag zijn? Luister eens, ik heb een idee voor volgend…’
Ze stopt direct met praten als ze het wit teruggetrokken gezicht van Gérard ziet.
‘Wat is er aan de hand? Je ziet eruit alsof je een spook gezien hebt?’
Hij snelt op haar af en omhelst haar heel stevig. Ze voelt hem trillen in haar armen.
‘Gérard?’
Hij probeert iets te zeggen, maar er komt alleen een rauw geluid uit zijn keel. Elisabeth hoort haar oom en tante achter zich. Haar oom kucht en vraagt of hij het verhaal moet doen. Gérard knikt en trekt Elisabeth nog steviger naar zich toe.
‘Tja, eh, nou. Gérard heeft een telegram gekregen. Er is een ongeluk gebeurd op de wijngaard, tijdens de voorbereidingen op de oogst. Wat er precies is gebeurd, is nog niet duidelijk. Maar wel dat zijn stiefvader bij het ongeluk is omgekomen.’
Elisabeth slaakt een kreet van verschrikking.
‘Maar dat is niet alles. Julien is ook zwaargewond. Hij ligt in het ziekenhuis in Bordeaux. En of hij het gaat halen…’
‘We moeten er heen Gérard, nu. We moeten nu naar Bordeaux.’
Als ze om zich heen kijkt, begrijpt ze dat hij zijn koffers al aan het pakken was. Elisabeth kijkt haar tante aan en die knikt alleen maar.
De volgende ochtend neemt Elisabeth in alle vroegte afscheid van haar oom en tante op station Den Haag. Na een hoop laatste adviezen over de reis en het vooral niet vergeten om te schrijven, omhelst haar tante haar stevig.
‘Probeer toch ook te genieten van de reis lieve. We zullen voor jullie duimen dat Julien snel het ziekenhuis uit mag.’
Als er geroepen wordt om in te stappen, maakt Elisabeth zich met moeite los uit de omhelzing van haar tante. Ineens realiseert ze zich dat het een tijd zal duren voor ze haar weer zal zien. Ze voelt de tranen in haar ogen branden. Dan kijkt ze naar Gérard, die probeert niet al te verdrietig te kijken. Haar hart gaat sneller slaan en ze voelt weer dat ze bij hem wil zijn, naast hem wil staan. Na nog een laatste knuffel, stapt ze de trein in. Samen met Gérard staat ze te zwaaien als de trein zich in beweging zet.
Als ze in Bordeaux aankomen, gaan ze direct door naar het ziekenhuis. Julien is bij kennis, maar de arts waarschuwt dat hij er slecht aan toe is en ze hem niet te veel moeten vermoeien.
‘Hij heeft absolute rust nodig. Iedere vorm van opwinding kan hem nu fataal worden.’
Als Gérard de deur van de ziekenhuiskamer voor Elisabeth openhoudt, wil Julien zich oprichten om Elisabeth te begroeten. Aan de grimas op zijn gezicht te zien doet dat te veel pijn.
‘Schoonzus … ik had … je graag op een vrolijk moment ontmoet … tijdens de oogst bijvoorbeeld.’
Elisabeth glimlacht. Ze kan zich zelfs nu nog voorstellen dat deze man samen met Gérard veel kattenkwaad uit heeft uitgehaald. Julien zakt terug in het kussen en vecht om zijn ogen open te houden. Hij wenkt Gérard, of probeert dat in ieder geval. Elisabeth kan nauwelijks horen wat Julien zegt. Hij schraapt zijn keel en laat Gérard beloven dat hij de wijngaard niet zal verkopen, maar zelf zal gaan leiden. Met tranen in zijn ogen belooft Gérard zijn uiterste best te doen.
‘Maar ik ga er vanuit dat het niet nodig is, dat jij over een paar weken gewoon vrolijk komt kijken hoe we vieren dat de oogst binnen is.’
Julien probeert te glimlachen, maar het is duidelijk dat het hem te veel is.
Hij fluistert en vraagt om Dorothee.
Gérard gebaart naar Elisabeth dat ze naar buiten moeten gaan. Daar staat Juliens vrouw te wachten. Ze geeft hen een afgemeten knikje en gaat naar binnen. Niet veel later raakt Julien in coma en stuurt de arts haar naar buiten.
Als Dorothee bij hen in de gang staat, vraagt Gérard haar direct wat er precies is gebeurd. Ze weten nog niet meer dan wat er in het telegram stond.
‘Het was een stom ongeluk. Als Julien niet alles hier alleen had hoeven doen was het nooit gebeurd.’
Dorothee kijkt boos naar Gérard en Elisabeth ziet het schuldgevoel in zijn ogen.
‘Je had hier moeten zijn, je weet toch dat de voorbereidingen op de oogst de belangrijkste tijd van het jaar zijn? Zeker nu, met de classificatie die niet is doorgegaan. Maar je moest en zou per se naar Den Haag.’
Elisabeth wil iets zeggen, voor Gérard opkomen. Maar hij is haar voor en gebaart dat ze even moet wachten.
‘Ik snap het Dorothee. Maar voor ik ging heeft Julien me gesmeekt te zorgen voor meer klanten. Zodat we niet meer alleen afhankelijk zijn van de kerk. Ik was niet alleen voor mijn eigen plezier op reis. Maar ik had er moeten zijn. Hij dacht dat hij alles alleen kon. Je weet zelf hoe trots hij was op alles wat hij hier bereikt had. Maar vertel me nou alsjeblieft wat er gebeurd is.’
‘Wat ik al zei, een stom ongeluk.’
Dorothee klinkt al iets minder boos en verongelijkt.
‘Julien en papa waren wijnvaten gaan halen, bij een wijngaard een paar dorpen verderop. We hoorden ze het terrein opkomen, zingend. Ik denk dat ze onderweg bij wat wijngaarden zijn gestopt. Je kent het wel, de euforie voor de oogsttijd. Nog even ontspannen. En misschien ook wel het verdriet verdrinken, van de mislukte aanvraag.’
Dorothee schudt haar hoofd. Als ze haar verhaal vervolgt, klinkt het verdriet en de angst door in haar stem.
‘Ik heb het zo vaak gezegd: niet drinken als je nog met paard en wagen op pad moet. Julien zweert dat hij maar een glas op had. Dat hij daarom de teugels vast had, en niet papa. Hoe dan ook, we kwamen naar buiten om te helpen met de vaten. En toen hoorden we iets knappen. Het paard schrok ervan en sloeg op hol. Julien had de teugels niet goed vast en viel meteen van de bok af. Hij leek niet gewond en ging achter het paard aan. Dat alleen maar harder leek te gaan galopperen. En papa …’
Dorothee barst in tranen uit. Het duurt even voor ze verder kan praten.
‘Hij zat achterin, bij de vaten. Het paard galoppeerde maar door, richting de poort. En daar kan de wagen niet doorheen. Die klapte naar voren en papa vloog door de lucht. Hij is niet meer bij kennis geweest. De dokter zei dat zijn nek gebroken was.’
‘En Julien dan? Hoe komt het dat hij hier dan toch ligt?’
‘Het paard is losgebroken en rende rondjes op de binnenplaats. Het leek wel gek geworden. Julien probeerde het paard te kalmeren en de teugels te pakken. Dat leek te lukken, maar ineens begon het te trappen. Hij is vol geraakt, ergens op zijn rug. Julien viel meteen neer. Het scheelde niet veel of het had ook nog zijn hoofd geraakt.’
Dorothee draait zich om en kijkt door het raam naar haar bleke, stille echtgenoot. Ze begint opnieuw te huilen.
‘Hij is veel wakker geweest. De artsen zeggen dat dat een goed teken is. Maar hij is nu zo stil, zo wit. Alsof hij vol heeft gehouden tot jij er was Gérard. Alsof hij nog afscheid van je wilde nemen.’
Gérard slaat zijn arm om Dorothee heen en probeert haar te troosten. Elisabeth kijkt machteloos toe. Even later komt de arts en zegt dat Dorothee wel bij Julien mag blijven die nacht.
‘Misschien heeft uw aanwezigheid een kalmerende werking op hem.’
‘Wij slapen in het hotel een paar straten verder Dorothee. Ik neem aan dat er iemand bij mama is?’
Dorothee knikt.
‘We zijn hier morgenochtend vroeg weer. Als er wat is…’
‘Dan laat ik het meteen weten. Dank je wel Gérard.’
Zonder iets tegen Elisabeth te zeggen draait Dorothee zich om en gaat Juliens kamer in.
© Astrid Habraken – alle rechten voorbehouden. Madame Bonheur – een Haagse roman verschijnt in 2023 in eerste versie in feuilletonvorm. Iedere aflevering is gecorrigeerd, schrijf- en tikfouten voorbehouden. In 2024 zal een complete, waar nodig herschreven versie verschijnen in boekvorm. Fysiek, dan wel als e-book.
0 reacties