Aflevering 16, 12 mei 2023

Aflevering 16 feuilleton Madame Bonheur

Bron foto: Fotograaf JosPé, collectie Haags Gemeentearchief


De volgende ochtend is Elisabeth al vroeg wakker, na een nacht vol dromen over meneer Gérard en wandelingen met hem door Parijs. Hoe lang zou hij nog in Den Haag blijven? En hoe zit het met die wijngaard van zijn moeder? Waarom studeert hij rechten, is dat niet ontzettend stoffig? Met een hoofd vol vragen kleedt ze zich aan en gaat naar beneden, waar haar oom en tante al aan het ontbijt zitten. En waar het gesprek nog altijd over Gérard en zijn familie gaat, net als gisteravond aan het diner.

Precies om tien uur klingelt de bel. Elisabeth springt op, maar haar tante houdt haar tegen.

‘Niet zo enthousiast lieve. Laat mij maar gaan.’

Ongeduldig wacht Elisabeth af tot haar tante met meneer Gérard de eetkamer binnenkomt. Ze hoort ze in de gang praten.

‘Goed Gérard dus. Maar dan sta ik er op dat je mij Sophia noemt. Eerst nog koffie?’

Terwijl haar tante de deur naar de woonkamer opent, gaat Elisabeth snel zitten. Gérard, wat een prachtige naam. Ze denkt aan haar droom van vannacht, waarin ze niet met hem door Den Haag liep, maar door Parijs, langs de Seine.

‘Goedemorgen Elisabeth, het is een prachtige dag buiten. Ik kijk er naar uit die met jou… eh jullie door te mogen brengen.’

Ze knikt hem toe, maar ze durft nog niets te zeggen, ze vertrouwt haar eigen stem niet.

‘Jongelui, vinden jullie het erg om toch samen op pad te gaan? Ik kreeg vanochtend bericht dat een goede vriendin ziek is en jullie begrijpen, daar moet ik naartoe.’

Elisabeth kijkt haar tante verbaasd aan, een vriendin helpen? Haar tante geeft haar een knipoog en ineens begrijpt ze het.

‘Wat vervelend Sophia. Maar wees niet bezorgd, je nichtje is bij mij in goede handen. Zullen we de koffie dan ook maar overslaan? Wij kunnen vast ergens in de stad koffie drinken…’

‘Ja gaan jullie maar. Laten we vanavond samen eten bij Les Aristocrats. Zeg om zes uur. Dan hebben jullie genoeg tijd om de stad te verkennen. Ik ga op weg naar mijn vriendin wel even langs om een tafel te reserveren. Past dat in de plannen?’

Hij knikt en terwijl hij nog wat adviezen krijgt van haar tante over niet te missen monumenten in de stad, bedenkt Elisabeth dat het prachtig weer is om met de open tram naar Scheveningen te gaan. Eenmaal buiten stelt ze dit aan Gérard voor en hij reageert enthousiast. Ze zitten nog niet, of hij vraagt waarom ze bij haar oom en tante woont en niet bij haar ouders. Elisabeth haalt diep adem voordat ze aan haar uitleg begint.

‘Mijn moeder heb ik nooit gekend. Ze overleed binnen een jaar na mijn geboorte.’

Elisabeth voelt Gérards arm om haar heen, alsof hij haar na al die jaren nog wil troosten. Ze krijgt direct kriebels in haar buik.

‘Volgens mijn tante is mijn vader daar nooit overheen gekomen. Ik ken hem alleen maar als een hardwerkende, sombere man. Hij overleed toen ik acht was, tijdens het bombardement van Den Haag. Ik woonde toen al bij mijn oom en tante, omdat hij in het verzet zat en mij niet in gevaar wilde brengen. Het zijn natuurlijk niet mijn ouders, maar eigenlijk voelt het wel zo.’

Ze vertelt het verhaal snel, ze heeft het al zo vaak moeten vertellen dat ze er weinig gevoel meer bij heeft.

‘Het klinkt alsof je dit verhaal al vaak hebt verteld. Maar ik denk dat ik wel weet hoe je je voelt. Dat je toch graag je ouders bij je had gehad.’ Ze kijkt hem vragend aan.

‘Mijn vader is ook overleden. Hij heeft in de oorlog gevochten, hij is in Nederland gesneuveld, in ‘44. Misschien dat ik hier daarom zo graag heen wilde, om te zien waar hij gesneuveld is. Mijn moeder is hertrouwd met een jeugdvriend van mijn vader, Pierre. Hij is niet mijn oom, maar hij is ook niet mijn vader. Maar dankzij hem heb ik nu wel een soort van grote broer, Julien. Hij is al getrouwd, met Dorothee. Zij hebben me gered van het werken in de wijngaard. Want als enige zoon was dat eigenlijk wel wat er van mij verwacht werd. Nu heb ik wat meer vrijheid.’

Ze stappen in Scheveningen uit de tram. Nadat ze koffie gedronken hebben, besluiten ze te gaan wandelen over het strand, in de richting van Wassenaar. Het is prachtig weer, de zon schijnt volop. Een aangenaam briesje zorgt ervoor dat het niet te warm wordt. Gérard heeft zijn jasje en zijn schoenen uitgedaan en na een korte aarzeling heeft Elisabeth zijn voorbeeld gevolgd. Haar rok is nat geworden van de golven, maar dat zorgt voor een fijne verkoeling.

‘Je zei straks dat Julien je heeft gered van het werken in de wijngaard. Vind jij het niet leuk dan? Wil je niet in het familiebedrijf werken?’

‘Nou, niet leuk… ik wilde altijd graag studeren, de wereld zien, onze wijnen en de wijncultuur buiten Frankrijk promoten. Julien voelt zich helemaal thuis op de wijngaard en in het dorp. Ieder jaar in de oogsttijd, staat hij als eerste ’s ochtends te plukken, terwijl ik me nog eens omdraai in bed. Na de middag vind ik vroeg genoeg om te beginnen met plukken. Als een echte grote broer komt hij me dan wel eens uit bed trekken. Een keer heeft hij zelfs een emmer water over me heen moeten gooien om me wakker te krijgen.’ Elisabeth kijkt hem geschrokken aan.

‘Het was terecht hoor. We hadden de dag daarvoor wat te veel genoten van de wijn. Aan het eind van de dag schuiven alle plukkers aan voor het diner en die avond werd het laat. Julien stond natuurlijk de volgende ochtend al weer vroeg te plukken. Maar ik heb me wel tien keer omgedraaid. Tot Julien dus aan mijn bed stond.’

‘Hebben je moeder en stiefvader samen nog kinderen gekregen?’

Gérard kijkt ineens serieus.

‘Mijn moeder wilde heel graag nog een kind. Maar dat is niet gelukt. Ze werd wel een paar keer zwanger, maar het eindigde altijd in een miskraam. De laatste keer is ze daarbij zelf bijna overleden. Volgens de dokter zou ze een volgende miskraam niet overleven. Mijn stiefvader wilde het toen niet meer proberen. Tot groot verdriet van mijn moeder. Ze bleef bidden, giften aan de kerk doen, hopend op een wonder. Maar zelf …’

Hij maakt zijn zin niet af, Elisabeth slaat haar arm om hem heen.

‘Sorry, ik weet niet waarom ik je dit allemaal zo snel vertel. Het is net alsof ik je al heel lang ken.’

Elisabeth verbaast zich er zelf ook over hoe makkelijk het is om met Gérard te praten. Het is alsof ze alles tegen hem kan zeggen en de tijd vliegt voorbij. Ze praten over studeren, over familie, de wijngaard en de toekomst. Gérard is vijf jaar ouder dan Elisabeth en ze ziet hen al samen in Bordeaux wonen. Of misschien zelfs wel in Parijs, als hij toch niet voor de wijngaard wil gaan werken. Want dat is wel de bedoeling: na een paar jaar rondzwerven en studeren terug naar Bordeaux om de zakelijke kant van de wijngaard over te nemen van zijn stiefvader. ‘Als de classificatie van Saint-Émilion er komt, willen we onze wijnen internationaal gaan aanbieden. Daar zijn Julien en ik het helemaal over eens. Dat betekent ook reizen naar Amerika. Iets dat ik helemaal niet erg vind! Laat Julien en Dorothee maar samen op de wijngaard blijven, met moeder en Pierre.’ Vol enthousiasme vertelt Gérard over zijn plannen. Rondreizen over de wereld – Elisabeth ziet het hem helemaal doen. Zou hij dat samen met iemand willen doen? Misschien wel met haar?

‘Wat denk je, zou je het zien zitten om samen rond te reizen over de wereld?’

‘Het lijkt me geweldig. Weg uit Nederland in ieder geval. Ik dacht altijd om gouvernante te worden. Verder heb ik nog niet nagedacht. Julien en Dorothee zouden dat niet willen?’

‘Nee hoor, die zijn alleen maar bezig met de wijngaard. O en met een gezin stichten, zoals het hoort volgens de kerk.’

‘Is geloof zo belangrijk voor hen?’ ‘En voor jou’, denkt ze erachteraan. Zelf is Elisabeth protestant, maar haar oom en tante hebben er nooit veel aandacht aan besteed. Elisabeth kan zich de laatste keer niet herinneren dat ze naar de kerk is geweest.

‘Voor Dorothee wel. Ze komt uit een groot gezin, een van haar zussen is het klooster ingegaan. Misschien dat er nog van haar zussen gaan intreden. Voor de wijngaard is de kerk ook belangrijk, dankzij Dorothee nemen ze inmiddels veel van onze wijn af. Voor mij persoonlijk, ik weet het niet. Maar laten we het over iets anders hebben. Het weer is veel te mooi om het over zaken te hebben, of over het geloof.’

Als ze teruglopen, pakt Gérard haar hand stevig vast. Elisabeth voelt hoe ze opnieuw begint te blozen en de kriebels in haar buik keren in volle hevigheid terug. Als hij nu maar niet naar haar kijkt! Als ze net voor Scheveningen even gaan zitten om hun schoenen weer aan te doen, kijkt Gérard haar aan.

‘Als je het echt zou willen, als gouvernante naar Parijs, kan ik je wel helpen. Mijn vader had er veel contacten en ik weet dat veel families gouvernantes in dienst hebben. Misschien kan ik mijn studie ook wel afmaken in Parijs. Eigenlijk zou ik er maar een jaar gaan studeren en dan terug naar Bordeaux gaan. Maar wie weet …’

Van enthousiasme valt ze hem in zijn armen.

‘Dan kunnen we elkaar blijven zien?’

Gérard haalt zijn hand door haar lange bruine haren en lacht.

‘Dat zou ik graag willen ja. Ik ben blij dat jij er ook zo over denkt, lieve Elisabeth.’

En dan kussen ze voor het eerst. Dat voelt heel anders dan de natte, kleffe kussen die Elisabeth tot dan toe met de jongens van de HBS uitwisselde. Gérards kussen zorgen voor vlinders in haar buik en maken dat ze het liefst de rest van de dag heel dicht bij hem samen in het zand wil blijven zitten.


© Astrid Habraken – alle rechten voorbehouden. Madame Bonheur – een Haagse roman verschijnt in 2023 in eerste versie in feuilletonvorm. Iedere aflevering is gecorrigeerd, schrijf- en tikfouten voorbehouden. In 2024 zal een complete, waar nodig herschreven versie verschijnen in boekvorm. Fysiek, dan wel als e-book.

0 reacties

Geef een reactie

%d bloggers liken dit: