Wegdromen

Zenuwachtig hup ik van de ene voet op de andere. Voor deze speciale gelegenheid heb ik gekozen voor elegante schoentjes, met een net iets te hoge hak. Ik mis mijn karakteristieke cowboylaarzen en bedenk dat ik me daarmee direct een stuk stoerder had gevoeld. Maar hoewel mijn stelling is dat ze bij iedere outfit passen, heb ik vanmiddag toch eerlijk aan mijn eega moeten toegeven dat ik daar voor deze ene keer op terug moest komen.

Ik friemel aan mijn haar en vraag me af of mijn mascara inmiddels uitgelopen is en of er geen lippenstift op mijn tanden zit. Ik besluit het nog een keer na te vragen bij mijn eega. Die lacht en zegt dat ik vooral moet genieten van wat er staat te gebeuren. Dan stappen we de rode loper op. Binnen een paar tellen word ik aangesproken en krijg de vraag of dit nu ‘mijn Lex’ is. Ik lach, tot nu toe is mijn eega redelijk anoniem en buiten beeld gebleven, maar daar komt vanavond een einde aan.

‘Ja, dit is hem, de inspiratiebron. Al is hij geen gesjeesde farmaceut, zoals Lex. Maar dat heb ik al eerder verteld.’

‘Astrid, hier, mag ik?’

Ik draai me om en glimlach als ik de journalist zie die me al eerder geïnterviewd heeft en, zo vond ik, een vleiend portret schetste van mijn schrijfproces.

‘Wat denk je, gaan we nog meer horen over Stéphanie? En natuurlijk over Tessa en Marieke, ga je hun verhaal ook vertellen?’

Ik aarzel. Nu het boek aardig verkoopt, krijg ik regelmatig de vraag hoe het verder gaat met Stéphanie en consorten. Het einde laat ruimte voor de fantasie van de lezer, want ik heb geweigerd een epiloog te schrijven, met de standaard terug- of vooruitblik. Voor mij is het verhaal rond, heb ik verteld wat ik wilde vertellen. Ik had nog honderden pagina’s kunnen schrijven, natuurlijk – maar voor mij was het verhaal af.

‘Wie weet. Maar ik heb nu een ander verhaal in mijn hoofd. Een over drie vrouwen, of nee eigenlijk vier. Wees niet bezorgd, het worden geen vier boeken – het zijn ook geen zussen. Maar misschien daarna. Dan heeft Stéphanie ook de tijd gehad een nieuw leven op te bouwen.’

We lopen verder richting de ingang. En dan zie ik haar. Ik trek mijn eega aan zijn jasje en wijs. Hij fluistert in mijn oor dat het niet netjes is om te wijzen. Maar dat kan me op dit moment niet echt interesseren. We lopen verder, haar kant op. Als we naast haar staan draait ze naar me toe en lacht. En dan vergeet ik waar ik ben en pak iets uit mijn tas. Mijn exemplaar is wat beduimeld, het is dan ook al oud en vaker gelezen.

Ik stamel ‘mevrouw Palmen, zou u iets in mijn boek willen zetten?’

Ze begint te lachen en zegt ‘zeg maar Connie.’

Ze pakt het boek, De vriendschap uiteraard, van me aan en zegt dat ze er straks wat in zal schrijven. De fotografen hebben ons inmiddels ontdekt en de volgende ochtend staat onze foto op nu.nl en ligt het boek, met opdracht, naast me op mijn nachtkastje.

Mijn droom: als schrijver naar het boekenbal, de loper over – wie weet, ooit. Moraal van dit verhaal? Ook als je een ouder meisje bent kun je nog prima dagdromen.

2 Reacties

  1. Anneke van Esdonk

    Wat schrijf je toch gezellig en beeldend, ik liep zelfs met je mee de rode loper op, wijzend van, hé jongens en meisjes dit is mijn dochter! Ik word steeds nieuwsgieriger nar Steffi en Lex☺️

    Antwoord
  2. Elly

    Ik wist niet dat jij helderziende was.

    Antwoord

Geef een reactie