Het leuke van vrienden hebben in het buitenland, is dat je meerdere keren op dezelfde plek kunt terugkomen, zonder dat je denkt ‘ja maar er zijn nog zo veel andere plekken.’ Want je gaat niet echt voor de stad, het dorp of die regio daarheen, maar om je vrienden te bezoeken. Ik vind het vooral heel leuk omdat je zo een omgeving op meerdere momenten kunt zien en je je daar ook een klein beetje thuis gaat voelen. Daarnaast, je gaat meestal niet voor een paar uurtjes op bezoek. Dat is enerzijds een nadeel, want soms zou het ook fijn zijn om gewoon even af te spreken om koffie te drinken. Maar het is ook een voordeel, want als je een weekend bij iemand bent heb je andere gesprekken en kijk je ook een kijkje in hun dagelijkse leven. Als jullie het leuk vinden, kan ik daar nog wel meer over schrijven.
Afgelopen winter waren we een lang weekend op bezoek bij vrienden in de bergen nabij Grenoble en deze zomer mochten we weer langskomen. We hadden een uitnodiging voor ieder seizoen – maar ja in de lente moesten we zo nodig naar Griekenland. Je kunt het niet allemaal doen (helaas). Op zaterdag gingen we naar de stad Grenoble, waar we eigenlijk nog niet heel uitgebreid rond hadden gekeken tijdens onze eerdere bezoeken. We beklommen de Bastille, omdat je vanuit daar een mooi uitzicht hebt over Grenoble. En ja inderdaad – prachtig. Voor die beklimming was ik niet zo bevreesd. Ik had gehoord dat het maar zo’n 200 meter omhoog is, veel trappen en vooral veel asfalt. Ik liep dus ook zonder al te veel nadenken gewoon op mijn slippers – deed ik in Griekenland ook hele dagen en met zo’n weer heb ik echt geen zin in zware bergschoenen. Eenmaal boven genoten we van een abrikoos en het inderdaad prachtige uitzicht, waarna we met de kabelbaan naar beneden gingen. De rest van de middag dwaalden we wat door de stad en genoten we van verschillende fanfares, want er was een heuse strijd bezig tussen de verschillende fanfares uit de omgeving van Grenoble. Van wat meer hoempapa tot modern tot Balkan-tonen, het was er allemaal. Ik kreeg spontaan zin om een instrument te gaan spelen en me aan te sluiten bij een fanfare….
De dag daarna gingen we voor het serieuzere werk, ruim 500 meter omhoog lopen, op een van de bergen in de omgeving. Ik morde natuurlijk wel wat, maar ze beloofden dat het geen lastige hellingen waren en dat de uitzichten wederom prachtig zouden zijn. Ze hielden woord, want inderdaad: na iedere stijging was het uitzicht mooier. Ieder liep in zijn of haar eigen tempo en ik moet toegeven dat op die manier bergwandelen omhoog lang niet zo vreselijk is als ik altijd dacht. Eigenlijk was het zelfs erg leuk. Zelfs zonder bosbessentaart aan het einde – we waren niet de enige bergwandelaars op deze prachtige, zonnige dag.
Het enige spannende stukje bevond zich op de weg naar de berghut, een stuk dat zij ook nog niet eerder liepen. Laat dit nou een stuk omlaag zijn geweest – terwijl ik dus altijd zeg dat ik liever omlaag loop dan omhoog. Ik ben nu al benieuwd hoe deze bergen er in de herfst uitzien – of we daar dit jaar nog achter komen, dat is maar zeer de vraag. Maar ach, ze wonen er nog wel even, dus ooit zijn we er vast in de herfst en / of de lente.
0 reacties